In deze sectie wordt uitgelegd hoe u een SEP-code invoert om de bestemming te vragen voor het verzenden van een document.
U kunt een document ontvangen dat opgeslagen is in het bestemmingsgeheugen wanneer het document dezelfde SEP-code heeft als de SEP-code die u heeft ingevoerd.
U kunt cijfers,
,
en spaties invoeren.
Documenten kunnen worden ontvangen vanaf faxen met Informatieboxen.
Met deze functie kan het apparaat documenten ontvangen van meerdere bestemmingen.
Een SEP-code kan niet worden gebruikt met internetfax en e-mail.
Druk op [Verzendinstell.].

Druk op drie keer op [
] en druk vervolgens op [Opties instellen].
Druk op [SEP Code Ontvangst].
Druk twee keer op [OK].
Geef een faxbestemming of IP-faxbestemming op.
U geeft een faxbestemming op door het faxnummer in te voeren met de cijfertoetsen.
Als u een IP-faxbestemming wilt opgeven, drukt u op [Handm. invoer], selecteert u een protocol en de IP-faxbestemming.
Druk op [Geav. eigensch.].
Controleer of [SEP Code] is geselecteerd.
Druk op [RX SEP Code].
Voer een SEP-code in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].
Indien een wachtwoord vereist is, drukt u op [Wachtwoord (WW)], voert u het wachtwoord in met de cijfertoetsen en drukt u vervolgens op [OK].
Druk twee keer op [OK].
Druk op de [Start]-knop.
![]()
Zorg ervoor dat het aantal tekens in de SEP-code overeenkomt met de specificatie van het apparaat waarnaar u verzendt. Voor het maximum aantal cijfers voor de SEP-code van dit apparaat, zie Maximumwaarden.
Als u de SEP-code die u hebt opgegeven, wilt wijzigen, drukt u op [Bew.], [Geav. eigensch.] en voert u vervolgens de SEP-code opnieuw in.
Wanneer een SEP-code is opgeslagen in het adresboek, kan de SEP-code worden aangepast of verwijderd nadat de bestemming op het adresboekscherm is geselecteerd. Als u de SEP-code wilt aanpassen of verwijderen, drukt u op [Geav. eigensch.] en voert u de code opnieuw in of verwijdert u deze.