Gewoonlijk worden originelen gescand overeenkomstig hun formaat, dat automatisch door het apparaat wordt waargenomen. U kunt het scangebied echter ook handmatig opgeven. Het handmatig opgeven van het scangebied kan handig zijn als u overtollige randen rond een afbeelding wilt verwijderen.
De scanformaatinstellingen zijn als volgt:
Normaal formaat
Het geplaatste origineel wordt gescand overeenkomstig het opgegeven standaardformaat, ongeacht het werkelijke formaat.
De formaten die kunnen worden opgegeven, zijn A3
, A4![]()
, B4 JIS
, 11 × 17
, 81/2 × 14
en 81/2 × 11![]()
.
Gepr. form.
Alleen het gebied in het opgegeven formaat wordt gescand, ondanks het werkelijke formaat van het geplaatste origineel.
Twee formaten kunnen vooraf worden geregistreerd. U moet eerst de formaten van de originelen die u wilt scannen, registreren in [Scanformaat programmeren/wijzigen] in het menu Faxeigenschappen. Zie Een scanformaat programmeren/wijzigen.
Autodetectie
Het apparaat herkent het formaat van de eerste pagina en scant alle pagina's die dat formaat hebben.
Wanneer het apparaat het formaat van het origineel niet kan herkennen, verschijnt er een bevestigingsbericht. Plaats het origineel opnieuw.
Gemengde formaten
Selecteer dit om het origineelformaat dat in de ADF is geplaatst, individueel te scannen. Als originelen van het formaat A3
(11 × 17
) en A4
(81/2 × 11
) bijvoorbeeld samen verzonden worden, worden ze meestal allemaal verzonden in het formaat van het eerste origineel. Door Gemengde formaten te selecteren, scant en verzendt het apparaat elk origineel overeenkomstig diens formaat.
Bij het plaatsen van originelen in de ADF, lijnt u de achterkant en linkerzijkant uit tegen de ADF en stelt u de documentgeleider in op het grootste origineel.

Voor meer informatie over geschikte origineelformaten en papierdikten voor de functie Gemengde formaten, zie de handleiding Papierspecificaties en papier bijvullen.
Druk op [Verzendinstell.].

Druk op [Scanformaat].
Selecteer [Normaal formaat], [Gepr. form.] of [Autom. detectie].
Selecteer een formaat als u in stap 3 de optie [Normaal formaat] hebt geselecteerd.

Selecteer [Gebied 1] of [Gebied 2] als u in stap 3 de optie [Gepr. form.] hebt geselecteerd.
Als u [Autom. detectie] hebt geselecteerd bij stap 3, geeft u op of u [Gemengde formaten] wilt inschakelen.
Druk twee keer op [OK].
![]()
Zie de handleiding Papierspecificaties en papier bijvullen voor meer informatie over originelen waarbij het formaat niet correct kan worden gedetecteerd.
Aangezien de documentgeleider niet is ingesteld op het formaat van kleine originelen, kan het gescande beeld van dit type originelen iets scheef zijn.
Wanneer u Gemengde formaten gebruikt, stuurt het apparaat de originelen via Geheugenverzending.
Wanneer u Gemengde formaten gebruikt, is verzending met beeldrotatie uitgeschakeld.
(voornamelijk Europa en Azië)
Voor details over de optionele eenheden die vereist zijn voor Gemengde formaten, zie Snel aan de slag.