De volgende beperkingen zijn van toepassing op CALS-bestanden die met RTIFF kunnen worden afgedrukt. Alleen CALS-bestanden met bitmap-afbeeldingsgegevens in CALS-rasterindeling (type 1) kunnen worden afgedrukt.
Koptekst (CALS-bestand)
Bij CALS-gegevens dient een koptekstblok ingesloten te zijn die aan de volgende voorwaarden voldoet:
Het koptekstblok vereist dat de volgende elf koptekstrecords worden ingevoerd boven in de opdracht die in het datastructuurdiagram wordt getoond.
Byte |
Record-ID en waarde |
|---|---|
0 |
srcdocid: (optioneel) |
128 (0x80) |
dstdocid: (optioneel) |
258 (0x100) |
txtfilid: (optioneel) |
348 (0x180) |
figid: : (optioneel) |
512 (0x200) |
srcgph: (optioneel) |
640 (0x280) |
doccls: (optioneel) |
768 (0x300) |
rtype: 1 |
896 (0x380) |
rorient: 000,270 |
1024 (0x400) |
rpelcnt: (juiste waarde) |
1152 (0x480) |
rdensty: (juiste waarde) |
1280 (0x500) |
notes: (optioneel) |
1408 (0x580) |
0x20 × 128 byte |
1530 (0x600) |
0x20 × 128 byte |
1664 (0x680) |
0x20 × 128 byte |
1792 (0x700) |
0x20 × 128 byte |
1920 (0x780) |
0x20 × 128 byte |
2048 (0x800) |
Bitmap-afbeeldingsgegevens |
De grootte van het koptekstblok is 2048 byte, vaste lengte.
De grootte van een koptekstrecord is 128 byte, vaste lengte.
Koptekstrecords beginnen met een record-ID, gevolgd door twee tekens die bytes van elkaar scheiden (":"), kolom (0x3a) en spatie (0x20). Opgegeven waarden voor koptekstrecord-ID's worden na de scheidingstekens ingevoerd. Deze dienen allemaal in ASCII-tekencodes te worden ingevoerd.
Als een koptekstrecord geen effectieve informatie heeft die moet worden ingevoerd, wordt "NONE" (geen) als waarde ingevoerd.
Lege bytes in de koptekstrecords en de koptekstblokken moeten met spaties (0x20) worden opgevuld.
![]()
CALS-bestanden die verwerkt kunnen worden, dienen aan de volgende indelingen voor gegevensbestanden voldoen en tevens aan de specificaties voor rasterweergave die in de volgende specificatiedocumenten worden beschreven.
“MIL-STD-1840A”(uitgegeven door het Amerikaanse ministerie van Defensie, 22 december 1987)
“MIL-R-28002B”(uitgegeven door het Amerikaanse ministerie van Defensie, 30 september 1993)
"srcdocid" (8 byte) van het record-ID "srcdocid" wordt in RTIFF als sleutelwoord gebruikt om de CALS-rastergegevens te herkennen.
Het type rastergegevens wordt opgegeven in record-ID "rtype". Alleen "1" kan worden opgegeven.
De richtingen van rasterafbeeldingen worden opgegeven in record-ID "rorient". Geef de pixelrasteringsrichting en de lijnrasteringsrichting van rasterafbeeldingen in deze volgorde op. RTIFF staat bewerking alleen toe bij de volgende afbeeldingsrichtingen:

Lijnrasteringsrichting: 270 graden
Pixelrasteringsrichting: Geen
Voer het totaal aantal pixels in van de rasterafbeelding in de volgorde van hoofdscannen en scanrichtingen als waarden voor record-ID “rpelcnt”.
Voer de pixelbelichting van de rasterafbeelding in voor record-ID “rdensty”.
Als record-ID "rtype" en/of "rpelcnt" niet zijn opgegeven of als deze instelling ongeldig is (inclusief de instelling "NONE"), geeft RTIFF een fatale fout en wordt de verwerking geannuleerd.
Als record-ID "rorient" en/of "rdensty" niet zijn opgegeven of als deze instelling ongeldig is (inclusief de instelling "NONE"), geeft RTIFF een fatale fout, maar wordt de verwerking wel doorgezet.
RTIFF gebruikt voor afdrukverwerking geen koptekstrecords voor record-ID "srcdocid", "dstdocid", "txtfilid", "figid", "srcgph", "doccls" en/of "notes". Deze worden simpelweg genegeerd.
Bitmap-afbeelding (CALS-bestand)
Bitmap-gegevens moeten direct na de laatste byte van het koptekstblok beginnen (dus beginnen in de 2048e byte) en dienen in het volgende stramien te worden opgegeven:
Zwart-witte rastergegevens die gecomprimeerd zijn volgens de coderingsmethode van ITU-T-aanbevelingen T.6 (groep 4 Faxen).
Deze compressiemethode is gelijk aan die van de MMR-compressiemethode (Modified Modified Read).