autopaper

autopaper

autopaper=paper 1/paper 2/.../paper n

autopaper=paper type 1/paper type 2/.../paper type n

autopaper=tolerance

autopaper=paper 1/paper 2/.../paper n/paper type 1/paper type 2/.../paper type n/tolerance

Scheid de waarden met een "/".

• Geef de papierinvoerlocaties op die geselecteerd kunnen worden op papierformaat, -richting ("paper 1", "paper 2"… "paper n") en -type ("paper type 1", "paper type 2"… "paper type n"). Als er geen waarde is opgegeven, wordt de invoerlocatie gekozen uit alle beschikbare papierinvoerlocaties. Maar sommige papierinvoerlocaties kunnen bij deze keuze buiten beschouwing worden gelaten.

• Geef de toegestane afwijking in procent op (het symbool "%" is niet vereist) om aan te geven hoe ver een deel van de afbeelding mag uitsteken buiten de marges van het geschikte papierformaat.

• Als "10%" voor de "tolerance" is opgegeven, wordt de papierinvoerlocatie geselecteerd in de veronderstelling dat het papier groot genoeg is om er een afbeelding 10% groter (110% in totaal) op af te drukken dan anders is bepaald. Als "-10%" is opgegeven, wordt de papierinvoerlocatie geselecteerd in de veronderstelling dat er op het papier alleen afbeeldingen afgedrukt kan worden die 10% kleiner zijn (90% in totaal). Als er geen waarde is opgegeven, wordt er een papierinvoerlocatie geselecteerd aan de hand van de instelling voor "V. Autom. pap.sel: Marge-afwijking" in het RTIFF-menu.

• Als één van de afdrukopties "mag", "xmag", "ymag", "tifffit", "notifffit", "autoreduce", "leftspace", "rightspace", "topspace", "bottomspace", "xoffset" of "yoffset" is opgegeven of als één van de volgende items: "8. Reproductiefactor", "J. Verkl./Vergr.ratio: Horizontaal", "K. Verkl./Vergr.ratio: Verticaal", "T. Aut. verk/verg tot gesc. afb.frm", "b. Autom. verkleinen", "9. Linkermarge", "A. Rechtermarge", "B. Bovenmarge", "C. Ondermarge", "D. X-verschuiving" of "E. Y-verschuiving" is geconfigureerd, dan wordt de papierinvoerlocatie geselecteerd aan de hand van het afbeeldingformaat dat deze configuraties en instellingen weerspiegelt.

• Als de papierinvoerlocaties die overeenkomen met het opgegeven formaat, de opgegeven papierrichting en het opgegeven papiertype, niet beschikbaar zijn, wordt het papier ingevoerd vanuit de papierinvoerlocatie die wordt aangegeven op het bedieningspaneel.

• Als waarden "Paper 1"–"Paper n" zijn opgegeven, wordt er een papierinvoerlocatie gekozen uit de papierinvoerlocaties die papier bevatten dat overeenkomt met de opgegeven formaten en richtingen. Als er geen papierinvoerlocatie beschikbaar is die papier bevat dat overeenkomt met de opgegeven formaten en richtingen, wordt het papier ingevoerd vanuit de papierinvoerlocatie die op het bedieningspaneel is aangegeven.

• Als waarden "Paper 1"–"Paper n" niet zijn opgegeven, wordt er een papierinvoerlocatie gekozen uit alle papierinvoerlocaties.

• Als waarden "Paper type 1"–"Paper type n" zijn opgegeven, wordt er een papierinvoerlocatie gekozen uit de papierinvoerlocaties die papier bevatten van het opgegeven type. Als er geen papierinvoerlocatie beschikbaar is die papier bevat dat overeenkomt met het opgegeven type, wordt het papier ingevoerd vanuit de papierinvoerlocatie die op het bedieningspaneel is aangegeven.

• Als er geen waarde is opgegeven voor het papiertype, wordt de papierinvoerlocatie gekozen uit de papierinvoerlocaties met normaal papier ("Plain Paper") of gerecycled papier ("Recycled Paper").

• Als het afbeeldingsformaat groter is dan het grootste papierformaat dat in de gekozen papierinvoerlocaties is geplaatst, wordt de papierinvoerlocatie gekozen met het grootste papierformaat.

• Als deze afdrukoptie wordt opgegeven, worden afdrukopties "tray", "paper", "portrait", "landscape", "multicols", and "multirows" en de instellingen voor "1. Papierinvoerlocatie selecteren", "2. Papierformaat", "5. Richting", "H. Meerd. pag per vel: Aant. kleuren", "I. Meerdere pag. per vel: Aantal rijen" en "U. Autom. pap.sel" in het RTIFF-menu genegeerd.

• Als er in deze afdrukoptie een afwijkingswaarde is opgegeven, wordt de instelling voor "V. Autom. pap.sel: Marge-afwijking" in het RTIFF-menu genegeerd.

• Als omgekeerde richting afdrukken door PJl of de relevante afdrukoptie is opgegeven, is het mogelijk dat de afbeeldingen op het papier 180 graden worden gedraaid bij het afdrukken.

• Als "Aan" is geselecteerd in "X. Synchr. snijden" in het RTIFF-menu of als afdrukoptie "autopaper" is opgegeven met de waarde "freecut", krijgen papierinvoerlocaties met papier met een aangepast formaat voorrang op andere invoerlocaties.

Door één van deze waarden in afdrukoptie "autopaper" op te geven, kunt u opgeven of het formaat van de af te drukken afbeelding automatisch moet worden gedetecteerd en de afbeelding van een aangepast formaat op een papier met het kleinst mogelijke aangepaste formaat wordt afgedrukt dat overeenkomt met het afbeeldingformaat.

• Een afbeelding die niet past in het gebied binnen ±10 mm van een normaal papierformaat zelfs als de afbeelding gedraaid wordt, wordt aangepast formaat ("custom size") genoemd.

• Als "freecut" of "nofreecut" is opgegeven in afdrukoptie "autopaper", wordt de instelling voor "X. Synchr. snijden" op het RTIFF-menu genegeerd.

• Als "freecut" of "freesize" is opgegeven in de afdrukoptie wanneer er vanuit een papierinvoerlocatie met papier met een aangepast formaat wordt afgedrukt, wordt "freesize" genegeerd. Maar "freesize" wordt wel toegepast als de afbeelding wordt afgedrukt vanuit een papierinvoerlocatie met papier met een normaal formaat.

• Als het formaat van de af te drukken afbeelding hetzelfde is als het normale formaat of als er geen papierinvoerlocatie beschikbaar is die de afbeelding kan afdrukken, wordt dit item genegeerd.

• Papierinvoerlocaties worden volgens deze stappen uitgekozen:

  1. Het formaat van een af te drukken afbeelding wordt bepaald.

  2. Als de afbeelding een aangepast formaat heeft, wordt als eerste een papierinvoerlocatie gekozen met papier van de smalste breedte waarop de afbeelding past.

     • Als de lengte van de lange zijde van de afbeelding even lang of korter is dan de breedte van het papier dat in deze papierinvoerlocatie met papier met aangepast formaat, wordt de afbeelding op papier uit deze papierinvoerlocatie afgedrukt.

     • Als de lengte van de korte zijde van de afbeelding even lang of korter is dan de breedte van het papier dat in deze papierinvoerlocatie met papier met aangepast formaat, wordt de afbeelding op papier uit deze papierinvoerlocatie afgedrukt.

  3. Als er geen papierinvoerlocatie met papier met een aangepast formaat dat overeenkomt met dat van de afbeelding beschikbaar is, wordt deze afdrukoptie genegeerd en wordt de afbeelding op dezelfde manier afgedrukt als die bij "Autom. pap.sel".

  4. Als het formaat van een papierinvoerlocatie met papier met een aangepast formaat tijdens het afdrukken wijzigt, wordt de wijziging van het formaat opgeslagen als de nieuwe instelling voor de invoerlocatie.