Geef de instellingen voor het afdrukken van afbeeldingsformaten zo op dat afbeeldingen met een aangepast formaat op het kleinste formaat kunnen worden afgedrukt.
Instelling
Uit
Aan
Standaardinstelling: Aan
Bewerkingen
Een afbeelding met een aangepast formaat wordt niet op het kleinste formaat afgedrukt als "Uit" is opgegeven.
Een afbeelding met een aangepast formaat wordt op het kleinste formaat afgedrukt als "Aan" is opgegeven.
Voorwaarden
Er wordt gecontroleerd of een afdrukafbeelding een normaal of een aangepast formaat heeft. Als de afbeelding een aangepast formaat heeft, wordt de papierinvoerlocatie met aangepast papier dat overeenkomt met de breedte van de afbeelding geselecteerd en wordt de afbeelding afgedrukt waarbij de verticale lengte overeenkomt met de afgesneden lengte van het aangepaste papier van de papierinvoerlocatie.
Als waarden voor de verticale en horizontale maten van aangepast papier worden gewijzigd om overeen te komen met het formaat van de afdrukafbeelding, worden de waarden niet weerspiegeld in "Aangepast form: Pap.inv.locatie 1" en "Aangepast form: Pap.inv.locatie 2" van "Printereigensch.: System(EM)".
Als waarden voor de verticale en horizontale maten van aangepast papier worden gewijzigd om overeen te komen met het formaat van de afdrukafbeelding, worden de waarden weergeven als "Aangepast form." in het veld van de systeemconfiguratie van Instellingenlijst afdrukken (RTIFF).
Als een afbeelding wordt gedraaid en het gehele gebied van de gedraaide afbeelding zich niet binnen een bereik van ±10 mm bevindt van het formaat van papier met een normaal formaat, wordt de afbeelding opgevat als een afbeelding met een aangepast formaat.
Er wordt geen rekening gehouden met afwijkingsbereik bij de bepaling van het formaat van een normale afdrukafbeelding.
Bij het vinden van een papierinvoerlocatie met aangepast papier verwijst de bepaling van het formaat van een afdrukafbeelding aan het afwijkingsbereik.
Als "Uit" is opgegeven voor "U. Autom. pap.sel" en afdrukoptie "autopaper" is niet opgegeven, wordt de configuratie voor dit item uitgeschakeld.
Als afdrukoptie "tray" of "paper" is opgegeven terwijl afdrukoptie "autopaper" niet is opgegeven, wordt de configuratie voor dit item uitgeschakeld.
Als "freecut" of "nofreecut" is opgegeven door afdrukoptie "autopaper" of als afdrukoptie "freesize" is opgegeven, wordt de configuratie voor dit item uitgeschakeld.
Als blijkt dat een afdrukafbeelding een normaal formaat heeft of als er geen papierinvoerlocatie beschikbaar is, wordt de configuratie voor dit item uitgeschakeld.
Een papierinvoerlocatie wordt op de volgende manier bepaald:
Het formaat van een afdrukafbeelding wordt bepaald.
Als een afbeelding een aangepast formaat heeft, wordt de papierinvoerlocatie voor de afbeelding gekozen uit papierinvoerlocaties met papier met de kortst mogelijke breedte.
Als de lange zijde van een afbeelding overeenkomt met de breedte van aangepast papier in een papierinvoerlocatie, wordt de afbeelding op papier van deze papierinvoerlocatie afgedrukt.
Als de korte zijde van een afbeelding overeenkomt met de breedte van aangepast papier in een papierinvoerlocatie, wordt de afbeelding op papier van deze papierinvoerlocatie afgedrukt.
Als er geen papierinvoerlocatie met aangepast papier is bepaald voor een afbeelding die u wilt afdrukken, wordt de configuratie voor dit item uitgeschakeld. In dit geval wordt de instelling van de papierinvoerlocatie dezelfde als die is opgegeven via "U. Autom. pap.sel".
Als een afbeelding op aangepast papier van een papierinvoerlocatie wordt afgedrukt, wordt het formaat van het aangepaste papier van de papierinvoerlocatie niet opgegeven in "Aangepast form: Pap.inv.locatie 1" en "Aangepast form: Pap.inv.locatie 2".
![]()
Als het formaat van een afbeelding kleiner is dan de minimale snijlengte van aangepast papier van een papierinvoerlocatie, is het formaat van de afgedrukte afbeelding hetzelfde als de minimale snijlengte.