U kunt de instellingen voor grijsreproductie en afbeeldingskwaliteit aanpassen. Pas die waarden aan om betere afdrukresultaten te verkrijgen.
Druk op de [Gebruikersinstellingen/Teller]-knop.
Druk op [Printereigensch.].
Druk op [
].
Druk op het tabblad [RPGL-menu].
Druk tweemaal op [
Volg.].
Druk op [81. Kleurmodus].
Druk op [Kleur] en druk vervolgens op [OK].
Pas de kleuren aan door de instellingen zoals [83. Grijsreproductie], [85. Afbeeldingskwaliteit aanpassen] aan te passen.
Volg dezelfde stappen als bij [81. Kleurmodus] om [83. Grijsreproductie] te configureren.
Om de kleuren aan te passen met [85. Afbeeldingskwaliteit aanpassen], drukt u op [Helderheid] of [Kleurverzadiging] en voert u vervolgens met de cijfertoetsen de waarde in.
Druk op [Afsluiten].
Druk op [OK].
Als u klaar bent met het aanpassen van de kleuren, druk dan de testkleur af om het resultaat te bevestigen.
Controleer de kleurvoorwaarden en pas de instellingen indien nodig aan.
Druk de gegevens vanaf de computer af.
![]()
De instellingen voor grijsreproductie gelden niet voor "RP-GL/2 (Type1, Type3)". De instellingen voor Afbeeldingskwaliteit aanpassen gelden niet voor rastergegevens voor "RP-GL/2 (Type1)".
Voor informatie over het afdrukken van de testkleur, zie Testkleur afdrukken.
Voor informatie over hoe u de testkleur kunt bekijken, zie Overzicht van de testkleur.