Gebruik de handinvoerlocatie om te kopiëren naar papier dat niet in de papierinvoerlocaties kan worden geplaatst.
Zie Papierspecificaties en papier bijvullen voor meer informatie over het plaatsen van papier in de handinvoerlocatie.
Als kabels aan de achterkant van het apparaat hangen of als er zich objecten achter het apparaat bevinden, is het mogelijk dat papier daar tegenaan botst waardoor een papierstoring ontstaat of het papier kreukelt. Controleer of er zich geen objecten achter het apparaat bevinden voordat u het kopiëren start.
Open de voorklep en til de papierhendel omhoog.
Plaats het papier met de te kopiëren zijde omhoog in de handinvoerlocatie.
Laat de papierhendel zakken en sluit de voorklep.
Geef indien nodig het papiertype op.
Zorg dat de handinvoerlocatie (
) is geselecteerd en druk op de toets [
].
Druk op [Papierformaat].
Geef het papierformaat op en druk vervolgens tweemaal op [OK].
Voer het aantal kopieën in met de cijfertoetsen.
Plaats het origineel en begin met scannen.
Het kopiëren start automatisch.
Wanneer u de originelen naar twee of meer vellen papier kopieert, herhaalt u de stappen 1 t/m 4 voor het aantal kopieën dat u maakt.
Selecteer [Komt overeen] in stap 4.
Wanneer de kopieeropdracht is voltooid, drukt u op de [Reset]-knop om de instellingen te wissen.
![]()
U kunt de instellingen voor het papiertype en de dikte wijzigen in [Instell. papierlade] in Gebruikerstools. Raadpleeg Het apparaat aansluiten/Systeeminstellingen voor meer informatie over deze instelling.