De standaardinstelling is dubbelzijdig afdrukken. Als u op slechts één kant wilt afdrukken, selecteert u [Uit] voor de duplexinstelling.
Indien u een afdruktaak via USB 2.0 stuurt terwijl de printer zich in de energiespaarstand of de slaapstand bevindt, kan er mogelijk een foutmelding verschijnen na voltooiing van de afdruktaak. Als dit het geval is, controleer dan of het document afgedrukt is.
Nadat u een document hebt aangemaakt, opent u het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen] in de oorspronkelijke toepassing van het document.
Voor meer informatie over het weergeven van het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren], zie Het dialoogvenster met afdrukvoorkeuren weergeven in een toepassing.
Selecteer [Normale afdruk] in de lijst "Taaksoort:".
Als u meerdere kopieën afdrukt, geeft u het aantal sets op in het venster "Kopieën:".
In de lijst "Afdrukrichting:" selecteert u [Staand] of [Liggend] als de afdrukrichting van het document.
Kies [Kleur] of [Zwart-wit] uit de lijst "Kleur/Zwart-wit:".
Selecteer [Kleur] voor kleurenafdrukken.
Selecteer [Zwart-wit] voor zwart-witafdrukken.
Klik op het tabblad [Papier].
In de lijst "Documentformaat:" selecteert u het formaat van het origineel dat afgedrukt moet worden.
In de lijst "Invoerlade:" selecteert u de papierlade waarin zich het papier bevindt waarop u wilt afdrukken.
Als u [Automatische ladekeuze] in de lijst "Invoerlade:" selecteert, dan wordt de papierlade automatisch geselecteerd aan de hand van het opgegeven papierformaat en -type.
Selecteer in de lijst "Type:" het type papier dat zich in de papierlade bevindt.
Wijzig andere afdrukinstellingen indien nodig.
U kunt afdrukfuncties eenvoudig instellen op de tabbladen van het printerstuurprogramma. Raadpleeg voor meer informatie Handige afdrukfuncties.
Klik op [OK].
Begin met afdrukken vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing.