Koptekst overslaan
 

Overzicht van alle apparaatonderdelen

Belangrijk

  • Houd de ventilatiegaten vrij en plaats geen objecten vlakbij of voor de ventilatiegaten. Indien de printer oververhit raakt, kan er een storing plaatsvinden.

Aanzicht vanaf de voor- en rechterkant

Printerillustratie met genummerd bijschrift

  1. Standaard uitvoerlade

    Hier worden afgedrukte pagina's uitgevoerd.

  2. Paneel rechtsboven

    Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen.

  3. Verlengstuk van de handinvoer

    Wanneer u papier groter dan A4 laadtLiggend, trek het verlengstuk van de handinvoerlade naar buiten.

  4. Handinvoer

    U kunt tot 100 vellen normaal papier plaatsen.

  5. Rechter paneel (duplexeenheid)

    Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen of om de onderhoudskit B (de fuseereenheid en de transfereenheid) te vervangen.

  6. Handvat

    Trek dit handvat naar buiten als u de printer optilt.

  7. Lade 1, lade 2

    U kunt tot 550 vel normaal papier in elke lade plaatsen.

  8. Aan-/uitschakelaar

    Gebruik deze schakelaar om de printer in en uit te schakelen.

    Voer de uitschakelingsprocedure uit voor u de stroom uitschakelt. Voor informatie over het uitschakelen van de printer, zie Het apparaat uitzetten.

  9. Voorpaneel

    Open deze klep om de toner of de onderhoudskit A (de ontwikkeleenheid) te vervangen.

  10. Bedieningspaneel

    Zie Namen en functies van het bedieningspaneel van de printer.

  11. Verlengstuk

    Trek het verlengstuk uit wanneer u op papier groter dan A3 Liggend afdrukt.

Aanzicht vanaf de achter- en linkerkant

Printerillustratie met genummerd bijschrift

  1. Optionele interfacekaartsleuf

    Optionele interfacekaarten kunnen worden geplaatst.

    Plaats een optionele gigabit ethernetkaart, een draadloze LAN-interfacekaart of een IEEE 1284 interfacekaart.

  2. USB-poort A

    Sluit externe apparaten, zoals een apparaat voor kaartverificatie, op de printer aan.

  3. USB-poort B

    Sluit de printer met behulp van een USB-kabel aan op de computer.

  4. Controllerkaart

    Schuif deze uit om de harde schijf of de SDRAM-module te installeren.

  5. Voeding

    Verbind het netsnoer met de printer. Steek het andere uiteinde van de kabel in het stopcontact.

  6. Sleuven voor geheugenkaarten

    Verwijder het paneel en plaats de SD-kaarten.

  7. Ethernetpoort

    Gebruik een netwerkinterfacekabel om de printer op een netwerk aan te sluiten.

  8. Handvat

    Houd dit handvat vast wanneer u de controllerkaart eruit trekt.

Binnenkant

Printerillustratie met genummerd bijschrift

  1. Fuseereenheid

    Vervang de fuseereenheid wanneer de volgende melding wordt weergegeven:

    • “Onderhoudskit B moet nu vervangen worden. Vervang Onderhoudskit B. ”

      De fuseereenheid is inbegrepen in Onderhoudskit B.

  2. Transfereenheid

    Vervang de transfereenheid wanneer de volgende melding verschijnt:

    • “Onderhoudskit B moet nu vervangen worden. Vervang Onderhoudskit B. ”

      De transfereenheid is inbegrepen in Onderhoudskit B.

  3. Ontwikkeleenheid

    Vervang de ontwikkeleenheid wanneer de volgende melding wordt weergegeven:

    • “Onderhoudskit A moet nu vervangen worden. Vervang Onderhoudskit A. ”

      De ontwikkeleenheid is inbegrepen in Onderhoudskit A.

  4. Toner

    Vervang de toner wanneer de volgende melding wordt weergegeven:

    • Geen toner. Vervang tonercartridge. ”