In dit onderdeel wordt uitgelegd hoe u tekens kunt invoeren met het bedieningspaneel als u de instellingen van het apparaat configureert.
Gebruik de toetsen als volgt om tekens in te voeren.
Een cijfer invoeren
Druk op een cijfertoets.
Een teken verwijderen
Druk op de knop [Wis/Stop].
Een faxnummer invoeren
Een getal invoeren
Gebruik de cijfertoetsen.
Andere tekens dan cijfers invoeren
"
": Druk op [
].
"
": Druk op [
].
Pauze: druk op de knop [Pauze/Herhalen]. Er wordt "-" op het scherm weergegeven.
Toon: druk op [Tone]. Er wordt een "T" op het scherm weergegeven.
Een naam invoeren
Letters, cijfers en symbolen kunnen met de cijfertoetsen worden ingevoerd.
Om twee tekens na elkaar in te voeren die dezelfde cijfertoets gebruiken, dient u even te wachten na het invoeren van het eerste teken.
Voor meer informatie over de tekens die u kunt invoeren, raadpleegt u Beschikbare tekens
.
![]()
De tekens die u kunt invoeren, zijn afhankelijk van de instelling die u configureert.
Als het cijfer dat u hebt ingevoerd te groot of te klein is voor de instelling, wordt dit niet geaccepteerd.