In dit onderdeel worden de instellingen beschreven die u kunt configureren in de eigenschappen van het LAN-faxstuurprogramma.

Papierformaat
Geef hier het papierformaat op.
Documentomvang
Geeft het papierformaat aan van het document dat u verzendt. Als er een papierformaat is opgegeven in de toepassing, zal dat papierformaat worden gebruikt. In andere gevallen zal het papierformaat dat hier wordt opgegeven, worden gebruikt.
Verzendomvang
Geeft het werkelijke papierformaat aan van de fax die wordt verstuurd. Het werkelijke formaat van de fax is A4 als het formaat van het document dat gefaxt wordt A3, B4 of kleiner dan A4 is. Documenten van A3-/B4-formaat worden automatisch verkleind tot een verzendbaar formaat.
Richting
Selecteer hier de invoerrichting van de pagina.
Resolutie
Geef hier de gewenste resolutie aan.
Standaard
Selecteer deze optie voor een document met tekens van normale grootte.
Fijn
Selecteer deze optie voor een document met kleine letters.
Foto
Selecteer deze optie voor een document met afbeeldingen zoals foto's of gearceerde tekeningen.
Gebruikerscode (User Code)
Indien faxen versturen via LAN-fax niet mogelijk is, kunt u dit vakje aanvinken en een gebruikerscode invoeren voordat u een fax verstuurt.
Verificatie
Als LDAP-verificatie is opgegeven, klik dan op deze knop om gebruikersverificatie in te schakelen en voer vervolgens een gebruikersnaam en wachtwoord in voordat u een faxtaak naar het apparaat stuurt.
Info...
Geeft de versie van het LAN-faxstuurprogramma weer.
Herstel stand.
Hiermee zet u alle instellingen terug naar hun fabrieksinstellingen.
![]()
De instellingen die hier kunnen worden geconfigureerd, zijn uitsluitend van toepassing op de huidige toepassing.