Koptekst overslaan
 

Basisbewerkingen voor het versturen van een fax

In dit onderdeel worden de basisbewerkingen voor het sturen van een fax beschreven.

Belangrijk

  • Het origineel in de ARDF of ADF gaat voor het origineel op de glasplaat als u originelen zowel in de ARDF/ADF als op de glasplaat plaatst.

1Druk op de [Fax]-knop.

Afbeelding Fax-knop

2Plaats het origineel op de glasplaat of in de ARDF/ADF.

Configureer indien nodig de geavanceerde scaninstellingen.

3Voer met de cijfertoetsen het faxnummer in (maximaal 40 tekens) of geef een bestemming op met de EƩntoetsknoppen of de functie verkorte kiesbestemming.

  • Als het apparaat via een PBX op het telefoonnetwerk is aangesloten, dient u ervoor te zorgen dat het externe lijntoegangsnummer is opgegeven in [PBX-toegangsnummer] voor het faxnummer.

  • Om een internetfaxbestemming op te geven, gebruikt u de sneltoetsen of de functie verkorte kiesbestemming.

4Druk op de [Start]-knop.

Illustratie van Start-knop

  • Afhankelijk van de apparaatinstellingen, wordt u mogelijk gevraagd om het faxnummer opnieuw in te voeren als u het faxnummer van de bestemming handmatig hebt ingevoerd. Voer in dat geval het nummer binnen 30 seconden opnieuw in, druk op [OK] en druk vervolgens op de [Start]-knop. Als de faxnummers niet overeenstemmen, keert u terug naar stap 3.

  • Als u de glasplaat gebruikt in de stand Geheugentransmissie, zal u worden gevraagd een ander origineel te plaatsen. Ga in dit geval verder met de volgende stap.

5Als u meerdere originelen wilt scannen, drukt u binnen 60 seconden op [Ja], plaatst u het volgende origineel op de glasplaat en drukt u vervolgens op [OK]. Herhaal deze stap totdat alle originelen zijn gescand.

Als u niet binnen 60 seconden op [Ja] drukt, kiest het apparaat de bestemming.

6Wanneer alle originelen gescand zijn, drukt u op [Nee] om de fax te versturen.

Opmerking

  • Een faxnummer kan de volgende tekens bevatten: cijfers 0 t/m 9, pauze, "Sterretje", "Scherp" en spatie.

  • Voer indien nodig een pauze in in het faxnummer. Het apparaat pauzeert kort voordat het de cijfers na de pauze kiest. U kunt de pauzetijd bepalen via de instelling [Pauzetijd] onder de instellingen voor het versturen van faxen.

  • Om toondiensten op een pulslijn te gebruiken, voert u een "Sterretje" in het faxnummer in. Met "Sterretje" schakelt u tijdelijk van puls naar kiestoon.

  • U kunt ook een bestemming opgeven vanaf de LDAP-server of met de [Pauze/Herhaal]-knop.

  • U kunt meerdere bestemmingen opgeven voor de fax die u stuurt.

  • Het apparaat vraagt u alleen om het faxnummer tweemaal in te voeren als u de bestemming handmatig invoert. Bestemmingen die zijn opgegeven met de sneltoetsen, de functie verkorte kiesbestemming of de [Pauze/Herhaal]-knop hoeven niet te worden bevestigd.

  • Als het apparaat in Geheugenverzendingmodus staat, kunt u [Autom. opnieuw proberen] onder de instellingen voor het versturen van faxen instellen zodat het apparaat automatisch de bestemming opnieuw kiest als de lijn bezet is of als er een fout optreedt tijdens de verzending.

  • Als het apparaat in Geheugenverzendingmodus staat, kan het geheugen van het apparaat vol raken tijdens het scannen van de originelen. In dit geval vraagt het scherm u om de verzending te annuleren of om alleen de pagina's te versturen die succesvol zijn gescand.

  • Als u een Internetfaxbestemming opgeeft nadat u Directe verzending heeft gekozen, schakelt de modus tijdelijk over naar Geheugenverzending.

  • Als het papier in de ARDF of ADF is vastgelopen, is de vastgelopen pagina niet juist gescand. Als het apparaat in de Directe verzendingmodus staat, verstuur de fax dan opnieuw vanaf de vastgelopen pagina. Als het apparaat in Geheugenverzendingmodus staat, scan de gehele originelen dan opnieuw.

Verwijzing

Verwante onderwerpen

Een fax annuleren