Open [Systeemvoorkeuren...] en klik op [Afdrukken & faxen].
Klik bij Mac OS X 10.3 op [Print & FAX] in [System Preferences] en klik vervolgens op
[Set Up Printers...].
Start in Mac OS X 10.4 [Printer Setup Utility].
Klik op [
] of op de knop [Add].
Volg een van de onderstaande procedures volgens de versie van uw besturingssysteem.
Mac OS X 10,3
Klik op [Rendezvous] in het snelkeuzemenu.
Mac OS X 10.4
Klik op [More Printers...]. Selecteer vervolgens de zone in het tweede snelkeuzemenu.
Mac OS X 10.5 en 10.6
Klik op [Default]. Als de naam van de printer niet wordt weergegeven, selecteert u het pictogram dat overeenkomt met uw netwerkomgeving.
Selecteer de printer die u gebruikt uit de lijst [Printer Name].
Onder Mac OS X 10.3 selecteert u de fabrikant in het snelkeuzemenu [Printer Model:].
In Mac OS X 10.4 selecteert u de printer en vervolgens de fabrikant in het pop-upmenu [Print Using].
Selecteer de aangesloten printer in de lijst met printermodellen en klik op [Add].
Klik in het menu [System Preferences] op [Quit System Preferences].
Sluit in Mac OS X 10.3 en 10.4 [Printer Setup Utility] af.