In dit onderdeel wordt beschreven hoe u een Doorzendbox kunt opzetten.
U kunt de volgende items opslaan:
Boxnaam (verplicht)
Maximaal 20 karakters.
SUB Code (verplicht)
Maximaal 20 tekens lang en kan bestaan uit cijfers [0]-[9], [
], [
] en spaties (het eerste teken mag geen spatie zijn).
Eindontvanger (vereist)
U kunt voor elke box vijf eindontvangers opslaan. Selecteer eindontvangers uit het adresboek. Voor het maximum aantal bestemmingen dat u kunt registreren in een groep, zie Maximumwaarden. Het totaal aantal geregistreerde eindontvangers kan het maximum niet overschrijden.
U kunt de fax-, IP-fax-, internetfax-, e-mail- of mapbestemming instellen als ontvangststation.
Wachtwoord (optioneel)
Maximaal 20 tekens lang en kan bestaan uit cijfers [0]-[9], [
], [
] en spaties (het eerste teken mag geen spatie zijn).
Als u een wachtwoord programmeert, wordt er een merkteken weergegeven voor de boxnaam.
U kunt boxen bewerken op dezelfde wijze als dat u ze programmeert.
Voor meer informatie over deze functie, zie Ontvangen documenten verzenden.
Druk op [Faxeigenschappen].
Druk op [Algemene Instellingen].
Druk op [
] en vervolgens op [Boxinstelling].
Selecteer de te programmeren box.
Als u een nieuwe box programmeert, druk dan op [Niet geprogr.].

Als u een reeds geprogrammeerde box wilt wijzigen, drukt u erop en gaat u vervolgens verder naar stap 9. Als een wachtwoord is geprogrammeerd, voert u het wachtwoord in en drukt u op [OK].
Druk op [Doorzendbox].
Voer een boxnaam in en druk vervolgens op [OK].
Druk op [SUB-/SEP-code].
Voer een SUB-code in met behulp van de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].
Als u de SUB-code wilt wijzigen, drukt u op [Wissen] en probeert u het opnieuw. Als u een boxnaam wilt wijzigen, drukt u op [Boxnaam] en herhaalt u de procedure vanaf stap 6.
Geef een wachtwoord op indien nodig.
Druk op [Wachtwoord], voer een wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK]. Voer het wachtwoord opnieuw in om het te bevestigen en druk vervolgens op [OK].
Wanneer u een internetfax- of e-mailbestemming als eindontvanger opgeeft, configureert u de instellingen in "Beveiliging" indien nodig.
Om e-mailberichten te coderen, drukt u op [Codering].
Om een handtekening toe te voegen aan een e-mailbericht, drukt u op [Handtekening].
Als u de instellingen hebt geconfigureerd, drukt u op [OK].
Om eindontvangers te programmeren, selecteert u een ontvangststation 1-5.
Selecteer een verzendtype.
Geef eindontvangers op met de bestemmingstoetsen en druk tweemaal op [OK].
Druk op [OK].
Druk driemaal op [Afsluiten].
![]()
Voor meer informatie over de instelling "Beveiliging", zie Codering en handtekeningen voor internetfaxen en e-mails.