Schakel het apparaat tijdens het afdrukken niet uit met de hoofdschakelaar.
Open de panelen niet tijdens afdrukken.
Haal de stekker tijdens het afdrukken niet uit het stopcontact.
Verplaats het apparaat niet tijdens het afdrukken.
Houd agressieve vloeistoffen zoals zuren uit de buurt van het apparaat.
Open en sluit panelen voorzichtig.
Plaats geen andere voorwerpen dan originelen in het apparaat.
Knoei geen vloeistof op het apparaat.
Als u een paneel opent of sluit, houd deze dan stevig vast zodat het paneel niet per ongeluk sluit.
Pas op dat u de drumeenheid niet laat vallen als u deze uit het apparaat haalt.
Wijzig of vervang alleen onderdelen die in de handleiding staan aangegeven.
Bedien het apparaat niet zonder de panelen. Doet u dit toch, dan kunnen uw vingers in het apparaat beklemd raken. Daarnaast kan het apparaat beschadigd raken door stof of andere dingen die in het apparaat vallen.
Raak alleen de onderdelen aan die in deze handleiding worden genoemd, want sommige onderdelen van het apparaat zijn scherp en kunnne verwondingen veroorzaken.
Wanneer u rubberen onderdelen reinigt met benzine neem deze dan vervolgens af met een droge doek.
Zet het apparaat altijd uit als alle afdruktaken die u wilt uitvoeren, voltooid zijn.
Als u het apparaat met een voertuig wilt vervoeren, neem dan contact op met uw servicevertegenwoordiger.
Maak altijd eerst een proefafdruk: de positie van de afbeelding op de proefafdruk komt niet altijd overeen met de positie van de afbeelding op het origineel.
Wanneer de afbeelding onjuist geregistreerd wordt, verlaag dan de afdruksnelheid naar instelling 1.
Wanneer u dubbele of meerkleurige afdrukken maakt, wacht dan even met het maken van afdrukken zodat de inkt op de afdrukken kan drogen. Wanneer u dit niet doet, kan de papierinvoerrol vlekken achterlaten op de afdrukken.
Als het apparaat een bepaalde periode niet gebruikt wordt, kan de inkt gaan klonteren. Dit leidt tot een lagere afdrukkwaliteit. Maak in dit geval extra afdrukken totdat de afdrukkwaliteit verbetert.
Als het apparaat in een omgeving met een lage temperatuur wordt gebruikt, kan de beeldbelichting afnemen. Verlaag de snelheid in dit geval naar instelling 1 of 2.
Wanneer u papier met een bedrukte achterzijde gebruikt, of met een zwart gedeelte bij de bovenrand van de achterzijde, kan het apparaat dit interpreteren als een storing waarbij papier zich om de drum gaat wikkelen. Houd bij de bovenrand van de achterzijde altijd een marge van minimaal 5 mm (0,2 inch) aan.
Druk op de [Proefafdruk]-knop om een proefafdruk te maken als de eerste afdrukken te licht zijn.
Wanneer u dubbele afdrukken maakt of wanneer u afdrukpapier gebruikt dat niet wit is, is het mogelijk dat de sensor bij de uitvoer het papier niet goed detecteert. Leg in dit geval een blanco vel onder het papier op de papierinvoerplank.
Het buitenste gedeelte van de afbeelding wordt mogelijk niet afgedrukt bij een lage temperatuur. Verlaag de afdruksnelheid in dit geval naar instelling 1 of 2 of verhoog de kamertemperatuur.
Het palletje van de papieruitgang kan in contact komen met het afgedrukte papier en zwarte strepen op de afdrukken achterlaten. Verhoog in dit geval de afdruksnelheid of maak een nieuwe master met een lagere beeldbelichting.
Wanneer u de drum niet kunt verwijderen, sluit u de voorklep opnieuw en laat u de drum draaien. Als de drum stopt, trekt u deze eruit.
De bovenrand van de afdruk kan vuil worden door contact met de afdrukken in de papieruitvoerplank.
Inkt op afdrukken in de papieruitvoerplank kan op de achterkant van de volgende afdruk terechtkomen.
Als het apparaat aan staat en de stroomtoevoer lager dan 90% is, kan de afdrukkwaliteit afnemen. Zorg er dus voor dat de stroomtoevoer ten minste 90 % van de vereiste hoeveelheid bedraagt.
Er zijn diverse papierkwaliteiten verkrijgbaar. Bepaald papier kan zich om de drum wikkelen en storingen veroorzaken.
Als er inkt op uw handen terechtkomt, doe dan het volgende:
Voorkom langdurig of herhaaldelijk contact van inkt met de huid.
Reinig de huid grondig na contact met inkt voordat u gaat eten of pauzeren en na het einde van uw werkzaamheden.
De inkt kan eenvoudig van de huid worden verwijderd met watervrij reinigingsmiddel voor de handen, gevolgd door wassen met water en zeep.
Zorg dat u geen inkt op uw kleding knoeit bij het legen van de masterdoos of bij het plaatsen van een nieuwe inktcartridge.
De afdrukdichtheid is afhankelijk van de afdruksnelheid en de kamertemperatuur. Voor de gewenste afdrukkwaliteit moet u de afdruksnelheid of kamertemperatuur aanpassen.
Wanneer u veel afdrukken maakt van een kleine afbeelding, kan er inkt weglekken langs de randen van de master, met name bij hoge temperaturen en wanneer wordt gedrukt in twee of meer kleuren. Maak in dit geval een nieuwe master.
Gebruik inkt die niet ouder dan één jaar is. Inkt die gedurende langere tijd wordt opgeslagen, droogt langzaam op. Dit resulteert in een lagere beeldbelichting.
Laat tijdens het maken van een master de klep van de glasplaat of de optionele documentinvoereenheid niet open.
In de modus Tekst/Foto kunnen er moiré-patronen ontstaan als u afdrukken maakt van gerasterde originelen. Gebruik in dit geval de modus Tekst of de modus Foto.
Wanneer u originelen gebruikt met lichte tekst, dan kunnen de randen van de letters duidelijk worden afgedrukt en kan de binnenkant van de letters licht zijn. Verhoog in dit geval de beeldbelichting van de afdruk.
Wanneer er inktvlekken op het papier verschijnen, moet u de papierinvoerrol schoonmaken. Zie Het apparaat onderhouden
.
Wanneer u een afdruk maakt terwijl de inkt van de eerste zijde nog niet is gedroogd, dan kan er inkt achterblijven op de papierinvoerrol en kan de afdruk inktvlekken bevatten. Voordat u afdrukt op de achterzijde van een afdruk of voordat u een tweede afdruk op hetzelfde origineel maakt, moet u ervoor zorgen dat de inkt van de eerste afdruk droog is. Zie Het apparaat onderhouden
.
Bij het afdrukken van originelen met een aangepast formaat is het mogelijk dat er een zwarte streep op de afdrukken verschijnt. Plaats in dat geval een ongebruikt vel A3-papier op het origineel met het aangepaste formaat.
Ventilatie
Als u dit apparaat langdurig of veelvoudig in een gesloten ruimte gebruikt zonder goede ventilatie, bespeurt u misschien een rare lucht.
Hierdoor kan het uitgevoerde papier mogelijk ook raar gaan ruiken.
Als u een rare geur ruikt, dient u regelmatig te ventileren om de werkplek aangenaam te houden.
Stel het apparaat zo in dat het de lucht niet direct richting mensen blaast.
Ventilatie moet meer dan 30 m3/u/persoon zijn.
Geur van nieuw apparaat
Een nieuw apparaat ruikt mogelijk apart. Deze geur zal in ongeveer een week afnemen.
Als u een rare lucht bespeurt, dient u de ruimte te ventileren.