In dit onderdeel worden de papiertypen beschreven die niet voor dit apparaat gebruikt kunnen worden.
![]()
|
![]()
Om afdrukfouten te voorkomen, dient u de volgende papiertypen niet te gebruiken:
Papier voor inkjet-printers
Thermisch faxpapier
Tekenpapier
Aluminiumfolie
Carbonpapier
Geleidend papier
Papier met perforatielijnen
Papier met dubbelgevouwen randen
Om papierstoringen te voorkomen, dient u de volgende papiertypen niet te gebruiken:
Gevouwen, gekruld, gekreukeld of beschadigd papier
Geperforeerd papier
Te glad papier
Gescheurd papier
Grof papier
Dun papier dat niet stevig genoeg is
Papier met een stoffig oppervlak
Vochtig papier
Grof gesneden papier
Papier van verschillende diktes in dezelfde stapel
Gecoat papier (zoals carbonpapier)
Structuurpapier
Dun en kwetsbaar papier
Papier dat zeer waarschijnlijk veel papierstof zal produceren
Korrelig papier dat wordt ingevoerd met de korrel loodrecht op de invoerrichting
Enveloppen die dikker zijn dan 85 g/m2 (22 lb.)
Lange dunne enveloppen (zoals internationale enveloppen)

De volgende typen enveloppen:

Ondersteunde papiertypen kunnen ook papierstoringen of defecten veroorzaken als het papier niet in goede staat is.
Als u afdrukt op papier met een grove korrelstructuur, kunnen de afdrukken wazig worden.