In dit onderdeel worden de waarschijnlijke oorzaken van en mogelijke oplossingen voor problemen die kunnen voorkomen als u afdrukt vanaf een computer beschreven.
Probleem |
Oorzaken |
Oplossing |
|---|---|---|
De afgedrukte afbeelding is bevlekt. |
Instellingen voor dik papier zijn mogelijk niet gemaakt bij het afdrukken op dik papier in de handinvoer. |
PCL 5e Selecteer op het tabblad [Papier] van het printerstuurprogramma [Handinvoer] in de lijst "Invoerlade:". Selecteer dan uit de lijst "Type:" de optie [Dik 1 (106 tot 130 g/m2)] PCL 6 Op het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op [Papier] in "Menu:" en selecteert u [Handinvoerlade] uit de lijst "Invoerlade:". Selecteer vervolgens uit de lijst "Papiersoort:" de optie [Dik 1 (106 tot 130 g/m2)] PostScript 3 Op het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op [Papier] in "Menu:" en selecteert u [Handinvoerlade] uit de lijst "Invoerlade:". Selecteer vervolgens uit de lijst "Papiersoort:" de optie [Dik 1 (106 tot 130 g/m2)] |
De hele afgedrukte pagina wordt vaag afgedrukt. |
Het papier is vochtig. |
Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Raadpleeg de handleiding Over dit apparaat voor meer informatie over de juiste wijze van papieropslag. |
De hele afgedrukte pagina wordt vaag afgedrukt. |
Het papier is niet geschikt. |
Gebruik papier dat geschikt is voor dit apparaat. Als u afdrukt op grof of bewerkt papier, dan kan dat leiden tot vage afdrukafbeeldingen. Raadpleeg de handleiding Over dit apparaat. |
Afbeeldingen vlekken als men er over wrijft. De toner hecht dus niet goed. |
De opgegeven papiersoort en het daadwerkelijk geplaatste papier verschillen wellicht van elkaar. Er kan bijvoorbeeld dik papier zijn gebruikt, terwijl dit niet is opgegeven als de papiersoort. |
PCL 5e Op het tabblad [Papier] van het printerstuurprogramma selecteert u de juiste papiersoort in het vak [Type:]. PCL 6 On het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op [Papier] in "Menu:" en selecteert u vervolgens de juiste papiersoort uit de lijst "Papiersoort:". PostScript 3 On het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op [Papier] in "Menu:" en selecteert u vervolgens de juiste papiersoort uit de lijst "Papiersoort:". |
Afbeeldingen vlekken als men er over wrijft. De toner hecht dus niet goed. |
De fuseereenheid is achteruitgegaan of beschadigd. |
Vervang de eenheid. Zie de handleiding Over dit apparaat. |
De afgedrukte afbeelding verschilt van de afbeelding op het computerdisplay. |
Afdrukken wordt uitgevoerd door de grafische verwerkingsfunctie van het apparaat. |
Alleen wanneer PCL 6 wordt gebruikt Op het tabblad [Uigebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op [Afdrukkwaliteit] in "Menu:" en selecteert u vervolgens [Raster] uit de lijst "Vector/Raster:". |
Wanneer u afbeeldingen afdrukt, dan is de uitvoer anders dan op het scherm. |
Als het printerstuurprogramma is geconfigureerd om de opdracht als 'afbeelding' te zien, dan wordt deze instelling van het apparaat gebruikt voor het afdrukken. |
Als u nauwkeurig wilt afdrukken, stel dan het printerstuurprogramma in voor afdrukken zonder de opdracht 'Afbeelding' te gebruiken. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma voor meer informatie. |
De kopieën of afdrukken bevatten inktvlekken en/of -strepen. |
Inktvlekken of -strepen kunnen voorkomen wanneer de afdrukzijde langs het apparaat wrijft, zoals bijvoorbeeld een hoek. |
Wanneer u kopieën verwijdert uit de uitvoerlade, zorg er dan voor dat u de afdrukzijde niet langs het apparaat schampt. Indien u veel kopieën of afdrukken aan het maken bent, verwijder dan steeds kleine stapeltjes. |
Lijnen lopen niet goed of er verschijnen ongewenste alfanumerieke tekens. |
Er is mogelijk een onjuiste printertaal geselecteerd. |
Selecteer het juiste printerstuurprogramma en druk het bestand opnieuw af. |
Afbeeldingen worden afgebroken, of er worden overtollige pagina's afgedrukt. |
Mogelijk gebruikt u papier dat kleiner is dan het formaat dat in de toepassing is geselecteerd. |
Gebruik hetzelfde formaat papier als dat u in de toepassing heeft geselecteerd. Als u geen papier van het juiste formaat kunt plaatsen, gebruikt u de verkleiningsfunctie om de afbeelding te verkleinen en drukt u deze vervolgens af. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma voor meer informatie. |
Afgedrukte foto's zijn onscherp. |
Sommige toepassingen drukken af met een lagere resolutie. |
Gebruik de instellingen van de toepassing om een hogere resolutie op te geven. |
Een ononderbroken lijn wordt afgedrukt als een lijn met schuine strepen of lijkt wazig. |
Ditherpatronen komen niet overeen. |
Alleen wanneer PostScript 3 wordt gebruikt Op het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op [Afdrukkwaliteit] in "Menu:" en wijzigt u vervolgens de instelling "Dithering". |
Dunne lijnen zijn wazig, niet overal even dik of verschijnen niet. |
Hele dunne lijnen zijn aangegeven in de applicatie. |
Alleen wanneer PostScript 3 wordt gebruikt Op het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op [Afdrukkwaliteit] in "Menu:" en wijzigt u vervolgens de instelling "Dithering". Als het probleem zich blijft voordoen nadat u de dithering-instellingen heeft aangepast, gebruik dan de instellingen van de applicatie waarmee de afbeelding was gemaakt om de dikte van de lijnen te wijzigen. |
Probleem |
Oorzaken |
Oplossing |
|---|---|---|
Het papier wordt niet vanuit de juiste lade doorgevoerd. |
Wanneer u een Windows-besturingssysteem gebruikt, kunnen de instellingen van het printerstuurprogramma de instellingen die worden gebruikt op het bedieningspaneel overschrijven. |
PCL 5e Selecteer op het tabblad [Papier] van het printerstuurprogramma de gewenste invoerlade in de lijst "Invoerlade". PCL 6 Op het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op [Papier] in "Menu:" en selecteert u vervolgens de gewenste invoerlade uit de lijst "Invoerlade:". PostScript 3 Op het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op [Papier] in "Menu:" en selecteert u vervolgens de gewenste invoerlade uit de lijst "Invoerlade:". |
Afbeeldingen worden scheef afgedrukt. |
Het papier wordt scheef ingevoerd. |
Plaats het papier op de juiste wijze. Zie de handleiding Over dit Apparaat. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Het aantal geplaatste vellen overschrijdt de maximale capaciteit van het apparaat. |
|
Er treden geregeld papierstoringen op. |
De zijafscheiding van de papierlade is te strak ingesteld. |
Druk zachtjes tegen de zijafscheiding en stel deze goed in. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Het papier is vochtig. |
Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Raadpleeg de handleiding Over dit apparaat voor meer informatie over de juiste wijze van papieropslag. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Het papier is te dik of te dun. |
Gebruik papier dat geschikt is voor dit apparaat. Raadpleeg de handleiding Over dit apparaat. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Het kopieerpapier is verkreukeld of is gevouwen/gekreukeld. |
|
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Er wordt bedrukt papier gebruikt. |
Plaats geen vellen die al eerder gekopieerd of bedrukt zijn door een ander apparaat. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Vellen kleven aan elkaar. |
Blader de vellen grondig voordat u ze plaatst. Helpt dit niet, kijk dan of het lukt wanneer u de vellen één voor één invoert. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Het wrijvingspad, de papierinvoerrol of de registratierol kan vies zijn. |
Maak de relevante sectie schoon. Raapleeg Over dit apparaat voor meer informatie. |
Vellen worden samen ingevoerd, met papierstoringen als resultaat. |
Vellen kleven aan elkaar. |
Blader de vellen grondig voordat u ze plaatst. Helpt dit niet, kijk dan of het lukt wanneer u de vellen één voor één invoert. |
Bedrukt papier raakt gekreukeld. |
Het papier is vochtig. |
Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Raadpleeg de handleiding Over dit apparaat voor meer informatie over de juiste wijze van papieropslag. |
Bedrukt papier raakt gekreukeld. |
Het papier is te dun. |
Gebruik papier dat geschikt is voor dit apparaat. Raadpleeg de handleiding Over dit apparaat. |
Randen van de vellen zijn besmeurd. |
Het papier is vochtig. |
Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Raadpleeg de handleiding Over dit apparaat voor meer informatie over de juiste wijze van papieropslag. |
Randen van de vellen zijn besmeurd. |
U gebruikt papier dat niet wordt aanbevolen. |
Gebruik papier dat geschikt is voor dit apparaat. Raadpleeg de handleiding Over dit apparaat. |
Dubbelzijdig afdrukken veroorzaakt storingen. |
U hebt dun papier geplaatst dat lichter is dan 60 g/m2 (16 lb. bankpost) of dik papier dat zwaarder is dan 163 g/m2 (90 lb. index). |
Verander de papiersoort. |
Dubbelzijdig afdrukken veroorzaakt storingen. |
"Duplex toepassen" is voor "Papertype" ingesteld op [Nee]. |
Stel in [Instell. papierlade] onder "Papiertype", Duplex toepassen in op [Ja]. Zie voor meer informatie de Handleiding Netwerk- en Systeeminstellingen. |
Dubbelzijdig afdrukken veroorzaakt storingen. |
U hebt een papiertype geselecteerd dat niet gebruikt kan worden om dubbelzijdig mee af te drukken. |
Selecteer in [Instell. papierlade] een papiertype dat gebruikt kan worden voor dubbelzijdig afdrukken. Raapleeg Over dit apparaat voor meer informatie over de papiersoorten die u kunt gebruiken. |
De afbeelding op de achterzijde van de dubbelzijdige kopieën heeft vage blanke vlekken of is besmeurd. |
Missende plekken en vegen worden veroorzaakt door vocht dat uit het papier lekt. |
|
Witte strepen verschijnen op de OHP. |
Er zitten stukjes papier vast aan de OHP-transparant. |
Gebruik een droge doek om papierdeeltjes van de achterkant van de OHP-transparant weg te vegen. |
Probleem |
Oorzaken |
Oplossing |
|---|---|---|
Het duurt erg lang voordat het afdrukken is voltooid. |
De "Slaapstand" is mogelijk ingesteld. De status van het apparaat na de bewerking Automatisch uit, wordt ook wel de 'slaapstand' genoemd. |
Het apparaat heeft tijd nodig om op te warmen als het uit de "Slaapstand" komt. Ga naar [Systeeminstellingen] en selecteer onder [Timerinstellingen] de optie [Automatische timer UIT] en geef de tijd op die moet verstrijken voordat het apparaat zichzelf automatisch uitschakelt. |
Het duurt erg lang voordat het afdrukken is voltooid. |
Het apparaat doet er erg lang over om foto's en andere pagina's met veel gegevens te verwerken. Als u zulke gegevens afdrukt is het belangrijk dat u geduld heeft. |
Als het lampje voor gegevensontvangst (Data In) knippert, dan is de printer bezig met het ontvangen van gegevens. Wacht een ogenblik. Het afdrukken wordt mogelijk versneld wanneer u de volgende instellingen van het printerstuurprogramma wijzigt: PCL 6 Op het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op[Afdrukkwaliteit] in "Menu:" en selecteert u vervolgens een lagere resolutie uit de lijst "Resolutie:". PostScript 3 Op het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op[Afdrukkwaliteit] in "Menu:" en selecteert u vervolgens een lagere resolutie uit de lijst "Resolutie:". |
Afbeeldingen worden afgedrukt in de verkeerde richting. |
De invoerrichting die u heeft geselecteerd en de invoerrichting die is geselecteerd in de instellingen van het printerstuurprogramma zijn mogelijk niet identiek. |
Stel de invoerrichting in het apparaat en die in het printerstuurprogramma op elkaar af. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma voor meer informatie. |
Optionele componenten die zijn aangesloten op het apparaat worden niet herkend onder Windows XP/Vista/7 en Windows Server 2003/2003 R2/2008/2008 R2. |
Bidirectionele communicatie werkt niet. |
Stel optionele apparaten in op het Eigenschappen-scherm van de printer. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma voor meer informatie. |
Onder Windows XP/Vista/7 en Windows Server 2003/2003 R2/2008/2008 R2 is het resultaat van gecombineerd afdrukken, het afdrukken als een boekje of automatisch verkleind/vergroot afdrukken niet wat u verwacht. |
De toepassing of instellingen voor het printerstuurprogramma zijn niet correct uitgevoerd. |
Zorg ervoor dat de instellingen voor het papierformaat en de richting van de toepassing overeenstemmen met die van het printerstuurprogramma. Als er een ander papierformaat en een andere richting zijn ingesteld, selecteer dan hetzelfde formaat en dezelfde richting. |
Er is een afdrukopdracht uitgegeven vanaf de computer, maar het afdrukken startte niet. |
Er kan Gebruikersverificatie ingesteld zijn. |
Neem contact op met de beheerder. |
PDF-bestanden worden niet afgedrukt / kan PDF direct afdrukken niet uitvoeren. |
De PDF-bestanden zijn met een wachtwoord beveiligd. |
Om wachtwoordbeveiligde PDF-bestanden af te drukken, voert u het wachtwoord in bij het [PDF Menu] of bij Web Image Monitor. Voor meer informatie, zie de Printerhandleiding of de helpfunctie van Web Image Monitor. |
PDF-bestanden worden niet afgedrukt / kan PDF direct afdrukken niet uitvoeren. |
PDF-bestanden kunnen niet worden afgedrukt als in de instellingen voor PDF-bestandsbeveiliging is opgegeven dat ze niet afgedrukt mogen worden. |
Wijzig de instelling voor PDF-bestandsbeveiliging. |
PDF direct afdrukken produceert rare of misvormde tekens. |
Lettertypen zijn niet ingesloten. |
Sluit lettertypen in het PDF-bestand in dat u wilt afdrukken en druk dit vervolgens af. |
Als het probleem niet kan worden opgelost, neem dan contact op met uw servicevertegenwoordiger.