Volg de onderstaande procedure om het apparaat in te stellen met behulp van het bedieningspaneel als u enveloppen in de handinvoer plaatst.
![]()
Wanneer u [Apparaatinst.] in [Handinvoer] in [Lade-instelling prioriteit] in [Systeem] van [Printereigensch.] selecteert, dan hebben de instellingen die zijn gemaakt via het bedieningspaneel prioriteit boven de instellingen van het printerstuurprogramma. Voor meer informatie over [Systeem]-instellingen, zie "Systeem".
Indien u op enveloppen afdrukt, zorg er dan voor dat u envelop kiest als papiersoort in zowel het printerstuurprogramma als op het bedieningspaneel.
Trek de hendel omhoog om de achterklep te openen.

Til de envelophendel omhoog.

Sluit de achterklep.
Open de handinvoerlade en leg de enveloppen erin met de afdrukzijde naar beneden, de flappen gesloten en naar de linkerkant van het apparaat wijzend. Duw de enveloppen in het apparaat totdat u een piepgeluid hoort.

Druk op de [Gebruikersinstellingen/Teller]-toets op het bedieningspaneel.

Druk op [Systeeminstellingen].
Druk op het tabblad [Instellingen papierlade].
Druk op [Printer handinvoer papierformaat].
Selecteer het formaat van de envelop en druk vervolgens op [OK].

Druk op de [
Volg.] om door de lijst te scrollen.
Druk op [Papiertype: Handinvoerlade].
Druk op [Envelop] in het gebied “Papiertype”.

Selecteer de papierdikte en druk vervolgens op [OK].
Druk op de [Gebruikersinstellingen/Teller]-knop.
Het beginscherm wordt weergegeven. Configureer eveneens de papierinstellingen met het printerstuurprogramma.
Wanneer de afdruktaak voltooid is, moet u de envelophendel terugzetten in zijn oorspronkelijke positie.
![]()
U moet het formaat van de envelop opgeven om af te drukken op enveloppen met een aangepast formaat. Meet de horizontale lengte van de envelop als deze dicht is.

Verticaal formaat
Horizontaal formaat
Controleer of de enveloppen niet vochtig zijn.
Plaats niet meer enveloppen dan er tussen de papiergeleiders op de handinvoerlade passen. Voor informatie over het aantal enveloppen dat u kunt plaatsen in de handinvoerlade, zie de handleiding Over dit apparaat.
Controleer voordat u de enveloppen plaatst of er geen lucht in zit.
Voordat u enveloppen plaatst, moet u de voorste rand (de zijde die het apparaat ingaan) platstrijken door er met een potlood of liniaal op de drukken.
Voor een betere afdrukkwaliteit, raden wij u aan om de voorste invoerzijde op ten minste 15 mm (0,6 inch) in te stellen en de andere marges op ten minste 10 mm (0,4 inch).
Plaats alleen enveloppen van hetzelfde formaat en soort.
Controleer, voordat u enveloppen plaatst, of ze rechthoekig van vorm zijn.
Voor informatie over ondersteunde enveloppetypes, zie de handleiding Over dit apparaat.
U kunt ook andere papierlades dan de handinvoerlade gebruiken om op enveloppen af te drukken. Voor meer informatie over ondersteunde envelopsoorten, zie de handleiding Over dit apparaat.