In dit onderdeel wordt beschreven hoe u een scanformaat kunt programmeren.
Druk op [Faxeigenschappen].
Druk op [Scaninstellingen].
Druk op [Scanform. progr/wijz/verw].
Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
Selecteer [Progr. Formaat 1] of [Progr. Formaat 2].

Voer een horizontaal formaat in met de cijfertoetsen.

Iedere keer dat u drukt op [mm] of [inch], schakelt de meeteenheid over van “mm” naar “inch” of omgekeerd.
Als u een lengte invoert en op [mm] of [inch] drukt, wordt de lengte automatisch omgezet in overeenstemming met de meeteenheid (getallen achter de komma worden afgerond). Als u bijvoorbeeld [2], [2] en [0] invoert in millimeters en dit verandert in “inch”, wordt de lengte 8,7 “inch” getoond. Als u nogmaals op [mm] drukt, wordt “221 mm” getoond.
Wanneer u zich vergist, drukt u op [Wissen] en probeert u het opnieuw.
Als u een scanformaat wilt annuleren, drukt u op [Annuleren].
Selecteer een verticaal formaat en druk vervolgens op [OK].
Het getoonde verticale formaat verschilt afhankelijk van de geselecteerde meeteenheid. Als [mm] geselecteerd is, worden [210 mm (A4)] en [216 mm (8 1/2)] weergegeven. Als [inch] is geselecteerd, worden [8,3 inch (A4)] en [8,5 inch] weergegeven.
Als u een scanformaat wilt annuleren, drukt u op [Annuleren].
Druk op [Afsluit.].
Druk op de [Gebruikersinstellingen/Teller]-knop.
![]()
U kunt documenten die langer zijn dan 356 mm (14 inch) gebruiken met de gebruikersparameter (schakelaar 14, bit 1) in de parameterinstellingen. Zie "Parameterinstellingen" voor meer informatie over Parameterinstelling.