Toegewezen functietoetsen wijzigen
U kunt geavanceerde eigenschappen oproepen door op de betreffende functietoetsen te drukken die eraan zijn toegewezen. Gebruik de volgende procedure om de geavanceerde eigenschappen die aan functietoetsen zijn toegewezen, te wijzigen.
Afhankelijk van het type geavanceerde eigenschappen, varieert de toewijzing als volgt:
Geavanceerde eigenschappen van Type-J*1
Eén enkele functietoets is toegewezen aan geavanceerde eigenschappen van Type-J*1. Ook als er meerdere geavanceerde eigenschappen van Type-J*1 geïnstalleerd zijn, kunt u er geen individuele functietoetsen aan toewijzen.
Als er meerdere geavanceerde eigenschappen van Type-J*1 geïnstalleerd zijn, kunt u de prioriteit van hun activering instellen. Voor meer details, zie "Prioriteiten instellen".
Als er geen prioriteiten ingesteld zijn of als dezelfde functietoets werd toegewezen aan geavanceerde eigenschappen van Type-C*2, kunt u tussen geactiveerde functies switchen via het scherm Andere Functies. Voor meer details, zie "Afwisselen tussen geavanceerde eigenschappen".
Geavanceerde eigenschappen van Type-C*2
Als er meerdere geavanceerde eigenschappen van Type-C*2 geïnstalleerd zijn, kunt u aan elk van hen een functietoets toewijzen.
Als meerdere geavanceerde eigenschappen toegewezen zijn aan één enkele functietoets, kunt u tussen geactiveerde functies switchen via het scherm "Andere functies". Voor meer details, zie "Afwisselen tussen geavanceerde eigenschappen".
*1 Embedded Software Architecture-applicatie (Java-versie)
*2 Embedded Software Architecture-applicatie (C-versie)
Open het scherm Geavanc. Eigenschapinstell..
Het scherm Start-up instelling verschijnt en er wordt een lijst weergegeven met de geïnstalleerde geavanceerde eigenschappen.
Druk op [Allocatie wijzigen].
Het scherm Allocatie wijzigen verschijnt.
De huidige toegewezen functietoetsen worden rechts van de lijst weergegeven, onder "Toegewezen toets".
Voor meer details over het scherm Allocatie wijzigen, zie "Het scherm Allocatie wijzigen".
Druk op de geavanceerde eigenschap waarvan u de toegewezen functietoets wilt wijzigen.
Het scherm Toegewezen geav. eigenschap wijz. verschijnt.
Druk op het bedieningspaneel op de functietoets waaraan u de geavanceerde eigenschap wilt toewijzen.
De naam van de nieuwe toegewezen functietoets wordt weergegeven op het scherm Toegewezen geav. eigenschap wijz. onder "Nieuw:".
Druk op [OK].
Als u op [Annuleren] of [OK] drukt - zonder eerst te drukken op de functietoets waaraan u de geavanceerde eigenschap wenst toe te wijzen - verschijnt het scherm Allocatie wijzigen opnieuw en wordt de nieuwe toewijzing van functietoetsen niet toegepast.
Als de nieuwe toegewezen functietoets de [Andere Functies]-toets is en er al andere geavanceerde eigenschappen aan toegewezen zijn, verschijnt er een scherm voor de wijziging van hun volgorde. Ga naar stap 6.
Als de nieuwe toegewezen functietoets niet de [Andere Functies]-toets is, worden de wijzigingen aan de toewijzing van de functietoets toegepast en verschijnt het scherm Allocatie wijzigen opnieuw. Ga door naar stap 8.
Druk op de geavanceerde eigenschap waarvan u de volgorde wilt wijzigen zodat deze gemarkeerd wordt, en verplaats ze met behulp van de toetsen [
Pijltjestoets omhoog] of [
Aftellen].
De volgorde die u hier instelt wordt weergegeven in het scherm Andere functies dat verschijnt wanneer u afwisselt tussen geavanceerde eigenschappen. Voor meer details, zie "Het scherm Andere functies".
Druk op [OK].
Het scherm Allocatie wijzigen verschijnt opnieuw.
Bevestig dat de gewijzigde locatie wordt weergegeven onder "Toegewezen toets", en druk dan op [Afsluiten].
Als het apparaat een [Geregistreerd programma]-toets heeft op het bedieningspaneel, kunt u daar ook geavanceerde eigenschappen aan toewijzen.
Als er verschillende geavanceerde eigenschappen geïnstalleerd zijn, kunt u de [Geregistreerd programma]-toets gebruiken voor verschillende types geavanceerde eigenschappen.
"Toegewezen toets" is leeg als de geavanceerde eigenschappen geen toegewezen functietoets vereisen.
U kunt geen geavanceerde eigenschappen selecteren die geen toegewezen functietoetsen vereisen of waar geen functietoetsen aan kunnen worden toegewezen.
De nummers en namen van de functietoetsen variëren afhankelijk van de gebruikte apparaten.
