Als een apparaatfunctie beperkt is, kunnen alleen bevoegde gebruikers die functie gebruiken.
Afhankelijk van welke gebruikersfuncties beperkt zijn, zullen gebruikers worden geverifieerd via het bedieningspaneel van het apparaat of in het stuurprogramma van de printer/LAN-fax.
![]()
Deze functie is alleen beschikbaar op het type 2 model.
Als printtaken worden beperkt, kunt u alleen verifiëren via het PCL-printerstuurprogramma. Afdrukken via het PostScript 3-printerstuurprogramma is dan onmogelijk.
De tabel hieronder laat de functies zien die beperkt kunnen worden en hoe gebruikers geverifieerd kunnen worden om die functies te gebruiken.
Functie |
Verificatiemethode |
|---|---|
|
Het apparaat vraagt om een gebruikerscode als een gebruiker op de [Start zwart-wit]- of [Start kleur]-knop drukt. De gebruiker moet een geldige gebruikerscode invoeren op het bedieningspaneel. |
|
Het apparaat vraagt om een gebruikerscode als er een digitale camera op de printer wordt aangesloten. De gebruiker moet een geldige gebruikerscode invoeren op het bedieningspaneel. |
|
De gebruiker moet een geldige gebruikerscode invoeren in het stuurprogramma van de printer of LAN-fax voordat hij/zij een afdrukopdracht kan uitvoeren. |
Via het bedieningspaneel verifiëren
Als het apparaat om een gebruikerscode vraagt, voer deze dan in met de cijfertoetsen.
Als u driemaal een verkeerde gebruikerscode invoert, zal het apparaat piepen en u geen toegang geven.
Druk op [OK].
Verificatie via het stuurprogramma van de printer of LAN-fax
Open het bestand dat u wilt afdrukken op uw computer.
Open de eigenschappen van het printerstuurprogramma.
Klik op het tabblad [Geldige toegang] (PCL-printerstuurprogramma) of vink het vakje [Gebruikerscode] aan (LAN-fax-stuurprogramma).
Voer de gebruikerscode in met de cijfers 1-8 en klik vervolgens op [OK].
Voer de afdrukopdracht uit.
Als er een onjuiste gebruikerscode is ingevoerd, zal de taak onmiddellijk worden geannuleerd (zonder foutmelding).