Volg de onderstaande procedure om de printer te verbinden als afdrukserver voor gebruik met NetWare 3.x.
Log als beheerder in op Web Image Monitor.
Voor details over inloggen, zie Toegang in de beheerdersmodus.
Klik op [Configuratie] links in het menu en klik op [NetWare afdrukinstellingen].
Printer Server-naam: voer de naam in van de NetWare-afdrukserver. Als u de interfacekaart als afdrukserver wilt gebruiken, voert u de naam in van een afdrukserver die niet op de bestandsserver actief is. U kunt maximaal 47 tekens gebruiken.
Aanmeldingsmodus: geef op of u een bestandsserver of een NDS-structuur wilt bepalen wanneer u op NetWare inlogt.
Bestandsserver-naam: als hier een bestandsserver wordt ingevoerd, wordt uitsluitend naar de opgegeven bestandsserver gezocht. Dit item is verplicht. U kunt maximaal 47 tekens gebruiken.
NDS-structuur: om de NDS-modus in te schakelen, voert u de naam in van de NDS-structuur waarop u wilt inloggen. U kunt maximaal 32 alfanumerieke tekens gebruiken.
NDS-contextnaam: als u de NDS-modus wilt inschakelen, voert u de context van de afdrukserver in. U kunt maximaal 127 tekens gebruiken.
Bedieningsmodus: geef op of u de interfacekaart wilt gebruiken als afdrukserver of als externe printer.
Nummer externe printer: dit item moet worden opgegeven als u de interfacekaart hebt ingesteld als externe printer. Voer hetzelfde nummer in als het nummer van de printer die moet worden aangemaakt op de afdrukserver (0 tot 254 tekens).
Taak Time-out: als de interfacekaart wordt gebruikt als externe NetWare-printer, kan de printer niet detecteren wanneer een afdruktaak eindigt. Daarom stopt de printer met afdrukken nadat een bepaalde tijd is verstreken sinds de laatst ontvangen afdrukgegevens (bijv. wanneer gedurende een bepaalde tijd geen afdrukgegevens zijn ontvangen). Geef de tijdsperiode hier op (3 tot 255 seconden). De beginwaarde is 15 (seconden).
Frametype: selecteer het soort kader dat u wilt gebruiken vanuit het drop-down menu.
Printserver Protocol: selecteer het protocol dat u voor NetWare wilt gebruiken vanuit het drop-down menu.
NCP Bezorgingsprotocol: selecteer het protocol voor NCP-bezorging.
Bevestig de instelingen en klik vervolgens op [Apparaatnaam].
De configuratie is voltooid. Wacht even voordat u Web Image Monitor opnieuw start.
Klik op [Uitloggen].
![]()
Typ de volgende opdracht in de opdrachtregel om te controleren of de configuratie correct is uitgevoerd:
F:> USERLIST
Als de printer werkt zoals u deze heeft geconfigureerd, wordt de naam van de afdrukserver vermeld als een aangesloten gebruiker.
Als u de printer die u wilt configureren niet kunt vinden, controleert u de printernaam aan de hand van de configuratiepagina die u heeft afgedrukt op de printer. Voor meer informatie over het afdrukken van een configuratiepagina, zie Een testafdruk maken.
Wanneer geen printernamen in de lijst worden weergegeven, stelt u dezelfde IPX/SPX-frametypen in voor de computer en de printer. Wijzig het frametype van de computer in het dialoogvenster [Netwerk] van Windows.
Voor details over Web Image Monitor, zie Web Image Monitor gebruiken.