Wanneer basisverificatie, Windows-verificatie of LDAP-verificatie is ingesteld, moeten gebruikers een log-in gebruikersnaam en wachtwoord invoeren om de printer te kunnen gebruiken en/of een individuele taak af te drukken. In de volgende procedure wordt uitgelegd hoe u de instellingen van het printerstuurprogramma onder Windows XP configureert. Als u een ander besturingsprogramma gebruikt, kan de procedure enigszins anders zijn.
Verificatie instellen
Klik in het menu [Start] op [Printers en faxapparaten].
Klik op het icoontje van de printer waarvoor u verificatie wilt instellen.
Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen].
Klik op het tabblad [Geavanceerde opties].
In het menu [Verificatie] selecteert u [Gebruikersverificatie].
Klik op [OK].
Verificatie instellen voor individuele afdruktaken
Klik in het menu [Start] op [Printers en faxapparaten].
Klik op het icoontje van de printer waarvoor u de verificatie wilt instellen.
Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukvoorkeuren...].
Klik op het tabblad [Uitgebreide Instelling].
In het vak [Menu:] klikt u op het pictogram [Taaksetup].
Klik op [Verificatie...].
Voer een log-in gebruikersnaam van maximaal 32 tekens bij [Log-in gebruikersnaam:] in.
Voer bij [Log-in wachtwoord:] een wachtwoord van maximaal 128 tekens in. Voer het wachtwoord vervolgens onder [Voer het bevestigingswachtwoord opnieuw in:] opnieuw in en klik op [OK].