![]() ![]() | ![]() | ||
Als u kopieert op enveloppen, moet u het papiertype en -formaat specificeren.
![]()
Voordat u de enveloppen plaatst, moet u even met een pen of iets dergelijks de randen vlak maken.


Afdrukbaar gebied
Er kan op de volgende gedeeltes van enveloppen afgedrukt worden:

1. Invoerrichting
2. Afdrukbaar gebied
3. 10 mm (0,4 inch)
4. 10 mm (0,4 inch)
5. 10 mm (0,4 inch)
De richting van originelen en enveloppen
Originelen en enveloppen moeten in dezelfde richting worden geplaatst.
Controleer, om tijd en afval te besparen, of de originelen en enveloppen in dezelfde richting zijn geplaatst.

De illustratie toont de richting van de originelen en enveloppen.
1. Origineel op de glasplaat
2. Envelop in de handinvoer
3. Bovenkant
4. Onderkant
5. Horizontaal formaat
6. Verticaal formaat
Voer de enveloppen met de kant die u wilt kopiëren naar beneden toe gericht in.

Hendel
Druk op [
].
Selecteer [Papierformaat] met [
] of [
] en druk op de [OK]-toets.

Selecteer [Normaal formaat] met [
] of [
] en druk dan op de [OK]-toets.

Selecteer het envelopformaat met [
] of [
] en druk dan op de [OK]-toets.

Het bericht "Geprogrammeerd" verschijnt.

Druk op [
].
Selecteer [Papiersoort] met [
] of [
] en druk dan op de [OK]-toets.

Selecteer [Dik papier] met [
] of [
] en druk vervolgens op de [OK]-toets.

Het bericht "Geprogrammeerd" verschijnt.

Plaats het origineel en druk vervolgens op de toets [Start].
Wanneer de kopieeropdracht is voltooid, drukt u op de knop [Instellingen verwijderen] om de instellingen te wissen.
![]()
Plaats niet meer enveloppen op de handinvoer dan kan worden gestapeld tot aan 10,5 mm (0,4 inch) hoog. Controleer of de enveloppen niet vochtig zijn. Plaats niet meer enveloppen dan er tussen de papiergeleiders van de handinvoer passen.
Indien u op een klein formaat envelop kopieert, lijn dan de flap van de envelop bij de papiergeleider aan de linkerkant uit.

Controleer voordat u de enveloppen plaatst of er geen lucht in zit.
Om een betere afdrukkwaliteit te krijgen, raden wij u aan de rechter, linker, bovenste en onderste afdrukmarge ieder in te stellen op tenminste 15 mm (0,6 inch).
U kunt geen enveloppen bedrukken met de Duplexfunctie.
Plaats alleen enveloppen van hetzelfde formaat en soort.
Controleer, voordat u enveloppen plaatst, of ze rechthoekig van vorm zijn.
Voor informatie over ondersteunde enveloppetypes, zie de handleiding Over dit apparaat.