![]() ![]() | ![]() | ||
Volg de onderstaande procedure om het apparaat in te stellen met behulp van het bedieningspaneel als u enveloppen in de handinvoer plaatst.
![]()
Als u [Apparaatinst.] kiest bij [Handinvoer instellingsprioriteit] in [Systeem] van [Printereigensch. ], krijgen de opties die zijn ingesteld met behulp van het bedieningspaneel prioriteit boven de instellingen van het printerstuurprogramma.
Als het printerstuurprogramma niet wordt gebruikt, seleceert u [Apparaatinst.] bij [Handinvoer instellingsprioriteit] in [Systeem] van [Printereigensch.]. Stel het papierformaat in met behulp van het bedieningspaneel.
Als enveloppen tijdens het afdrukken verkreukelen, plaatst u de enveloppen in omgekeerde richting en draait u het afdrukobject 180 graden met behulp van het printerstuurprogramma voordat u afdrukt. Raadpleeg de help-functie bij het printerstuurprogramma voor meer informatie.
Controleer of er geen lucht zit in de enveloppen voor u ze in de lade plaatst.
U kunt enveloppen niet duplex afdrukken.
Plaats alleen enveloppen van eenzelfde formaat en type samen in de lade.
Voor u enveloppen in de lade plaatst moet u de randen platdrukken (aan de zijde die in het apparaat gaat). Gebruik hiervoor een potlood of een lineaal.
Controleer op de enveloppen een rechthoekige vorm hebt voor u ze in de lade plaatst.
Open de handinvoer en duw de vrijgavehendel omhoog.
Plaats de enveloppen met de voorkant naar beneden tot u een piep hoort en duw de papiergeleiders tegen het papier.

Duw de vrijgavehendel naar beneden.
Druk op de [Gebruikersinstellingen/Teller]-toets op het bedieningspaneel.

Druk op [Systeeminstellingen].
Druk op de tab [Instellingen papierlade].
Druk op [Printer handinvoer papierformaat].
Druk op [Aangepast formaat].

Indien er al een aangepast formaat is ingesteld, drukt u op [Formaat wijzigen].
Druk op [Verticaal], voer het verticale formaat van het papier in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de toets [
].

Druk op [Horizontaal], voer het horizontale formaat van het papier in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de toets [
].
Druk op [OK].
De papierformaten die u hebt opgegeven worden weergegeven.
Druk op [OK].
Druk op [Volg.] om door de lijst te lopen.
Druk op [Papiertype: Handinvoerlade].

Druk op [Dik papier] in het gedeelte [Papiertype].

Druk op [OK].
Het papiertype dat u heeft geselecteerd wordt weergegeven.
Druk op de [Gebruikerstools/Teller]-toets.
Het eerste scherm wordt weergegeven.
![]()
Houd bij het invoeren van de horizontale afmeting voor aanbevolen papierformaten en -typen rekening met de opengeslagen flap.

Verticaal formaat
Horizontaal formaat
Zie de handleiding Over dit apparaat voor meer informatie over enveloppen.