![]() ![]() | ![]() | ||
In dit onderdeel worden de waarschijnlijke oorzaken van en mogelijke oplossingen voor problemen die kunnen voorkomen als u afdrukt vanaf een computer beschreven.
Probleem |
Oorzaak |
Oplossing |
|---|---|---|
De afgedrukte afbeelding is uitgelopen. |
Instellingen voor dik papier zijn mogelijk niet gemaakt bij het afdrukken op dik papier in de handinvoerlade. |
PCL 5c Selecteer op het tabblad [Papier] van het printerstuurprogramma [Handinvoerlade] in de lijst "Invoerlade:". Selecteer dan uit de lijst "Type:", de optie [Dik 1 (128 tot 169 g/m2)] - [Dik 3 (250 tot 300 g/m2)]. PCL 6 Op het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op [Papier] in "Menu:" en selecteert u [Handinvoerlade] uit de lijst "Invoerlade:". Vervolgens selecteert u in de lijst "Papiertype:" de optie [Dik 1 (128 tot 169 g/m2)] - [Dik 3 (250 tot 300 g/m2)]. PostScript 3 On het tabblad [Uitgebreide Instelling] van hetprinterstuurprogramma, klikt u op [Papier] in "Menu:" en selecteert u [Handinvoerlade] uit de lijst "Papierbron:". Vervolgens selecteert u in de lijst "Type media:" de optie [Dik 1 (128 - 169 g/m2)] - [Dik 3 (250 - 300 g/m2)]. |
De hele afgedrukte pagina wordt vaag afgedrukt. |
Het papier is vochtig. |
Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Raadpleeg voor meer informatie over de juiste wijze van papieropslag de handleiding Over dit apparaat. |
De hele afgedrukte pagina wordt vaag afgedrukt. |
Het papier is niet geschikt. |
Gebruik aanbevolen papier. Als u afdrukt op grof of bewerkt papier, dan kan dat leiden tot vage afdrukafbeeldingen. Zie Over dit apparaat. |
Afbeeldingen vlekken als men er over wrijft. (Toner blijft niet zitten.) |
Het opgegeven papiersoort en het daadwerkelijk gebruikte papier verschillen wellicht van elkaar. Er kan bijvoorbeeld dik papier zijn gebruikt, terwijl dit niet is opgegeven als het papiersoort. |
PCL 5c Op het tabblad [Papier] van het printerstuurprogramma selecteert u de juiste papiersoort in het vak [Type:]. PCL 6 On het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op [Papier] in "Menu:" en selecteert u vervolgens de juiste papiersoort uit de lijst "Papiersoort:". PostScript 3 Op het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op [Papier] in "Menu:" en vervolgens selecteert u de juiste papiersoort uit de lijst "Type media:". |
De afgedrukte afbeelding verschilt van de afbeelding op het computerdisplay. |
Afdrukken wordt uitgevoerd door de grafische verwerkingsfunctie van het apparaat. |
Alleen wanneer PCL 6 wordt gebruikt Op het tabblad [Uigebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op [Afdrukkwaliteit] in "Menu:" en selecteert u vervolgens [Raster] uit de lijst "Raster/Vector:". |
Wanneer u afbeeldingen afdrukt, dan is de uitvoer anders dan het scherm. |
Als het printerstuurprogramma is geconfigureerd om de opdracht Afbeeldingen te gebruiken, dan wordt de opdracht Afbeeldingen van het apparaat gebruikt voor het afdrukken. |
Als u nauwkeurig wilt afdrukken, stel dan het printerstuurprogramma in voor afdrukken zonder de opdracht Afbeeldingen te gebruiken. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma. |
Lijnen lopen niet goed of er verschijnen ongewenste alfanumerieke tekens. |
Er is mogelijk een onjuiste printertaal geselecteerd. |
Selecteer het juiste printerstuurprogramma en druk het bestand opnieuw af. |
Afbeeldingen worden afgesneden, of restant wordt afgedrukt. |
U gebruikt wellicht papier dat kleiner is dan het formaat dat in de toepassing is geselecteerd. |
Gebruik het papierformaat dat is geselecteerd in de applicatie. Als u geen papier kunt plaatsen van het juiste formaat, gebruik dan de verkleiningsfunctie om de afbeelding te verkleinen en druk vervolgens af. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma. |
Fotoafbeeldingen zijn grof. |
Sommige toepassingen drukken af met een lagere resolutie. |
Gebruik de instellingen van de toepassing om een hogere resolutie op te geven. |
Een vaste lijn wordt afgedrukt als een lijn van schuine strepen of lijkt wazig. |
Dither patronen komen niet overeen. |
PCL 5c Op het tabblad [Afdrukkwaliteit] van het printerstuurprogramma vinkt u bij "Handmatig" het selectievakje "Kleur" aan. Klik dan op [Meer...], om de instelling "Dithering:" te wijzigen. PCL 6 Op het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op [Afdrukkwaliteit] in "Menu:" en klikt u vervolgens op [Details...] onder "Kleurenoptie:". Vervolgens verandert u de instelling "Dithering:". PostScript 3 Op het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op [Afdrukkwaliteit] in "Menu:" en wijzigt u vervolgens de instelling "Dithering". |
Dunne lijnen zijn wazig, niet overal even dik of gekleurd, of verschijnen niet. |
Extra dunne lijnen werden gevraagd in de toepassing, of er werd een lijnkleur gevraagd die te licht is. |
PCL 5c Op het tabblad [Afdrukkwaliteit] van het printerstuurprogramma vinkt u bij "Handmatig" het selectievakje "Kleur" aan. Klik dan op [Meer...], om de instelling "Dithering:" te wijzigen. PCL 6 Op het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op [Afdrukkwaliteit] in "Menu:" en klikt u vervolgens op [Details...] onder "Kleurenoptie:". Vervolgens verandert u de instelling "Dithering:". PostScript 3 Op het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op [Afdrukkwaliteit] in "Menu:" en wijzigt u vervolgens de instelling "Dithering". Als het probleem zich blijft voordoen nadat u de dither-instellingen heeft aangepast, gebruik dan de instellingen van de toepassing waarmee de afbeelding werd gemaakt om de dikte of de kleur van de lijnen te wijzigen. |
Afbeeldingen lijken alleen gedeeltelijk gekleurd. |
Het papier is vochtig. |
Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Voor meer informatie over de juiste wijze van papieropslag, zie Over dit apparaat. |
Probleem |
Oorzaak |
Oplossing |
|---|---|---|
Papier wordt niet ingevoerd vanuit de geselecteerde lade. |
Wanneer u een Windows-besturingssysteem gebruikt, dan kunnen de instellingen van het printerstuurprogramma de instellingen die worden gebruikt op het bedieningspaneel overschrijven. |
PCL 5c Selecteer de gewenste invoerlade uit de lijst "Invoerlade" op het tabblad [Papier] van het printerstuurprogramma. PCL 6 Op het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op [Papier] in "Menu:" en selecteert u vervolgens de gewenste invoerlade uit de lijst "Invoerlade:". PostScript 3 Op het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op [Papier] in "Menu:" en selecteert u vervolgens de gewenste invoerlade uit de lijst "Papierbron:". |
Afbeeldingen worden scheef afgedrukt. |
Wellicht zijn de zijafscheidingen van de lade niet vergrendeld. |
Controleer of de zijgeleiders zijn vergrendeld. Zie "Over dit apparaat". |
Afbeeldingen worden scheef afgedrukt. |
Het papier wordt scheef ingevoerd. |
Plaats het papier juist. Zie Over dit apparaat. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Het aantal geplaatste vellen overschrijdt de maximale capaciteit van het apparaat. |
|
Er treden geregeld papierstoringen op. |
De zijafscheiding van de papierlade is te strak ingesteld. |
Druk zachtjes tegen de zijafscheiding en stel deze goed in. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Het papier is vochtig. |
Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Raadpleeg voor meer informatie over de juiste wijze van papieropslag de handleiding Over dit apparaat. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Het papier is te dik of te dun. |
Gebruik alleen aanbevolen papier (zie Over dit apparaat). |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Het kopieerpapier is verkreukeld of is gevouwen/gekreukeld. |
Gebruik alleen aanbevolen papier en zorg ervoor dat dit wordt opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Voor meer informatie over het aanbevolen papier en de juiste manier om dit te op te slaan, zie Over dit apparaat. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Er wordt bedrukt papier gebruikt. |
Plaats geen vellen die al eerder gekopieerd of bedrukt zijn door een ander apparaat. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Vellen kleven aan elkaar. |
Blader de vellen grondig voordat u ze plaatst. Anders, plaats de vellen één voor één. |
Vellen worden samen ingevoerd, met papierstoringen als resultaat. |
Vellen kleven aan elkaar. |
Blader de vellen grondig voordat u ze plaatst. Anders, plaats de vellen één voor één. |
Kopieerpapier raakt gekreukeld. |
Het papier is vochtig. |
Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Raadpleeg voor meer informatie over de juiste wijze van papieropslag de handleiding Over dit apparaat. |
Kopieerpapier raakt gekreukeld. |
Het papier is te dun. |
Gebruik alleen aanbevolen papier (zie Over dit apparaat). |
Randen van de vellen zijn besmeurd. |
Het papier is vochtig. |
Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Raadpleeg voor meer informatie over de juiste wijze van papieropslag de handleiding Over dit apparaat. |
Randen van de vellen zijn besmeurd. |
U gebruikt papier dat niet wordt aanbevolen. |
Gebruik alleen aanbevolen papier (zie Over dit apparaat). |
Dubbelzijdig afdrukken vertoont storingen. |
Dubbelzijdig afdrukken kan niet worden uitgevoerd met papier dat is ingesteld in de handinvoerlade. |
Wanneer u dubbelzijdig afdrukken gebruikt, maak de instellingen dan zo dat papier uit een andere lade wordt gebruikt dan uit de handinvoerlade. |
Dubbelzijdig afdrukken vertoont storingen. |
U hebt dun papier geplaatst dat lichter is dan 64 g/m2, of dik papier dat zwaarder is dan 163 g/m2. |
Verander het papier. |
Dubbelzijdig afdrukken vertoont storingen. |
"Duplex toepassen" is ingesteld op [Nee] voor [Papiertype: Lade 1] - [Papiertype: Lade 3] of [Papiertype: LCT]. |
Stel in [Instell. papierlade], onder [Papiertype: Lade 1] - [Papiertype: Lade 3] of [Papiertype: LCT] "Duplex toepassen" in op [Ja]. |
Dubbelzijdig afdrukken vertoont storingen. |
U kunt dubbelzijdig niet selecteren als het papiertype is ingesteld op [Dik papier 2] of [Dik papier 3]. |
Selecteer in [Instell. papierlade], onder [Papiertype: Lade 1] - [Papiertype: Lade 3] of [Papiertype: LCT] een papierdikte anders dan [Dik papier 2] en [Dik papier 3]. |
De afbeelding op de achterzijde van de duplex-kopieën heeft vage blanke vlekken of is besmeurd. |
Missende plekken en vegen worden veroorzaakt door vocht dat lekt uit het papier. |
|
Witte strepen verschijnen op de OHP. |
Stukjes papier zitten vast aan de OHP. |
Gebruik een droge doek om papierdeeltjes van de achterkant van de OHP weg te vegen. |
Probleem |
Oorzaak |
Oplossing |
|---|---|---|
Het duurt erg lang voordat een afdruktaak klaar is. |
"Slaapstand" is mogelijk ingesteld. |
Het apparaat heeft een opwarmingstijd nodig als het in de "slaapstand" heeft gestaan. Bij [Systeeminstellingen] onder [Timerinstellingen] selecteert u [Automatische timer UIT]. Vervolgens geeft u de "slaapstand" aan. |
Het duurt erg lang voordat een afdruktaak klaar is. |
Het apparaat doet er erg lang over om foto's en andere pagina's met veel gegevens te verwerken. Als u zulke gegevens afdrukt is het belangrijk dat u geduld heeft. |
Als het lampje voor gegevensontvangst knippert, dan is de printer bezig met het ontvangen van gegevens. Wacht een ogenblik. Het wijzigen van de volgende instellingen van het printerstuurprogramma leiden er wellicht toe dat er sneller wordt afgedrukt: PCL 6 Op het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op[Afdrukkwaliteit] in "Menu:" en selecteert u vervolgens een lagere resolutie uit de lijst "Resolutie:". PostScript 3 Op het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het printerstuurprogramma, klikt u op [Afdrukkwaliteit] in "Menu:" en selecteert u vervolgens een lagere resolutie uit de lijst "Resolutie:". |
Afbeeldingen worden afgedrukt in de verkeerde richting. |
De invoerrichting die u heeft geselecteerd en de invoerrichting die is geselecteerd in de optie setup van het printerstuurprogramma zijn mogelijk niet identiek. |
Stel de invoerrichting in het apparaat en die in het printerstuurprogramma op elkaar af. Raadpleeg de helpfunctie van het printerstuurprogramma. |
Optionele componenten die zijn aangesloten op het apparaat worden niet herkend onder Windows 2000/ XP/ Vista en Windows Server 2003/ 2003 R2/ 2008. |
Bi-directionele communicatie werkt niet. |
Stel optionele apparaten in op Eigenschappen van de printer. Zie het helponderdeel van het printerstuurprogramma. |
Onder Windows 2000/ XP/ Vista and Windows Server 2003/ 2003 R2/ 2008 is het resultaat van gecombineerd afdrukken, het afdrukken als een boekje of automatisch verkleind / vergroot afdrukken niet wat u verwacht. |
De toepassing of instellingen voor het printerstuurprogramma zijn niet correct uitgevoerd. |
Zorg ervoor dat de instellingen voor het papierformaat en de richting van de applicatie overeenstemmen met die van het printerstuurprogramma. Als er een ander papierformaat en andere papierrichting zijn ingesteld, selecteer dan hetzelfde formaat en dezelfde richting. |
Er is een afdrukopdracht uitgegeven vanaf de computer, maar het afdrukken startte niet. |
Gebruikersverificatie kan ingesteld zijn. |
Neem contact op met de beheerders. |
Afbeeldingen worden niet afgedrukt in de opgegeven kleuren. |
De instellingen voor het printerstuurprogramma zijn niet correct uitgevoerd. |
Als er slechts één specifieke kleur niet wordt afgedrukt, schakel dan de stroom van het apparaat uit en weer in. Als het probleem blijft bestaan, dan moet u contact opnemen met uw leverancier. |
Gekleurde originelen worden afgedrukt in zwart-wit. |
Er zijn geen kleurinstellingen voor afdrukken gemaakt op het printerstuurprogramma. |
PCL 5c Op het tabblad [Setup] van het printerstuurprogramma selecteert u [Kleur] in de lijst "Kleur/Zwart-wit:" PCL 6 Klik op het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het stuurprogramma op [Standaard] in "Menu:" en selecteer vervolgens [Kleur] uit de lijst "Kleur/Zwart-wit:". PostScript 3 Klik op het tabblad [Uitgebreide Instelling] van het printerstuurprogramma op [Standaard] in "Menu:" en selecteer vervolgens [Kleur] uit de lijst "Kleurenmodus". |
De afdruktaak wordt zelfs als het apparaat op offline wordt gezet, niet geannuleerd. |
Zelfs als het apparaat offline is, zal er worden afgedrukt als [Prior. taakacceptatie] is ingesteld bij [Paral. interf.] onder [Interface instellingen] in het menu Systeeminstellingen. |
Wijzig de instelling van Signaalcontrole naar 'printer prioriteit'. Zie de Handleiding Netwerk- en Systeeminstellingen. |
PDF-bestanden worden niet afgedrukt / kan PDF rechtstreeks afdrukken niet uitvoeren. |
PDF-bestanden zijn met een wachtwoord beveiligd. |
Om wachtwoordbeveiligde PDF-bestanden af te drukken, voert u het wachtwoord in bij het [PDF Menu] of bij Web Image Monitor. Voor meer informatie, zie de Printerhandleiding of de helpfunctie van Web Image Monitor. |
PDF-bestanden worden niet afgedrukt / kan PDF rechtstreeks afdrukken niet uitvoeren. |
PDF-bestanden kunnen niet worden afgedrukt als ze in PDF-bestandsbeveiligingsinstelling voor afdrukken zijn uitgeschakeld. |
Wijzig de instelling voor PDF-bestandsbeveiliging. |
PDF direct afdrukken produceert rare of misvormde tekens. |
Lettertypen zijn niet ingesloten. |
Sluit lettertypen in in het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en druk dit vervolgens af. |
Afdrukken met Bluetooth is langzaam. |
Het aantal taken overschrijdt de maximale capaciteit van het apparaat. |
Verminder het aantal taken. |
Afdrukken met Bluetooth is langzaam. |
|
|
Als het probleem niet kan worden opgelost, neem dan contact op met uw service vertegenwoordiger.