![]() ![]() | ![]() | ||
Om geïnstalleerde opties correct te gebruiken, moet u eerst het printerstuurprogramma instellen. Indien het apparaat de opties niet herkent, kunt u deze niet gebruiken, zelfs niet als ze daadwerkelijk zijn geïnstalleerd.
![]()
Indien u Windows 2000, Windows XP Professional, Windows Vista of Windows Server 2003 / 2003 R2 / 2008 gebruikt, hebt u de machtiging Printers beheren nodig als u de instellingen van het printerstuurprogramma wilt wijzigen. Leden van de groepen Beheerders hebben standaard de machtiging Printers beheren. Wanneer u de instellingen van het printerstuurprogramma wilt wijzigen, moet u zich aanmelden met een account die beschikt over de machtiging Printers beheren.
Als u Adobe PageMaker 6.0, 6.5 of 7.0 gebruikt, moet u de opties instellen in het afdrukdialoogvenster van Adobe PageMaker.
De volgende tabel geeft aan waar u voor elk besturingssysteem een printerstuurprogramma kunt instellen.
De procedure voor het instellen van een printerstuurprogramma kan per besturingssysteem verschillen.
Windows XP en Mac OS X 10.5 worden als voorbeeld voor hun besturingssysteemfamilie gebruikt.
Windows-besturingssysteem |
U kunt alle opties instellen in [Installeerbare opties] op het tabblad [Apparaatinstellingen] van de Printereigenschappen. |
Mac OS X |
U kunt alle opties instellen in [Opties & Voorraden...] in [Afdrukken & Faxen] in Systeemvoorkeuren. |
![]()
Open het printerstuurprogramma vanuit Windows om de opties in te stellen. U kunt de opties niet instellen wanneer u het printerstuurprogramma vanuit een toepassing opent.
Zie "Opties instellen voor de printer" of "Opties Instellen voor Mac OS X" voor de installatiemethode die geschikt is voor uw afdrukomgeving.