![]() ![]() | ![]() | ||
De volgende afdrukprocedure beschrijft hoe een Beveiligd afdrukbestand afgedrukt kan worden met het PCL 5c/6-printerstuurprogramma.
![]()
Toepassingen met eigen stuurprogramma's zoals PageMaker, ondersteunen deze functie niet.
Configureer de Beveiligde Afdruk via de eigenschappenpagina van het printerstuurprogramma.
Raadpleeg de Help voor printerstuurprogramma's voor meer informatie over het configureren van de printerstuurprogramma's.
Klik op OK om het dialoogvenster eigenschappen van het printerstuurprogramma te sluiten.
Afdrukken starten vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing.
De beveiligde afdruktaak wordt naar het apparaat gestuurd.
Druk op het bedieningspaneel van het apparaat op de toets [Printer] om het printerscherm weer te geven.
Druk op [Afdruktaken].

Een lijst afdrukbestanden, opgeslagen op het apparaat, wordt weergegeven.
Druk op [Takenlijst Bev. afdruk].

Een lijst beveiligde afdrukbestanden, opgeslagen op het apparaat, wordt weergegeven.
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, worden bepaalde afdruktaken mogelijk niet weergegeven.
Selecteer het afdrukbestand dat u wilt controleren en druk vervolgens op [Afdrukken].

Het wachtwoordscherm wordt weergegeven.
Voer het wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk op [OK].

Het bevestigingsvenster voor een afdruktaak wordt weergegeven.
Als het wachtwoord niet correct is ingevoerd, opent een bevestigingsvenster. Druk op [Afsluiten] om het wachtwoord nogmaals in te voeren.
Als u meerdere afdrukbestanden heeft geselecteerd, drukt het apparaat de bestanden af die overeenstemmen met het opgegeven wachtwoord. Het aantal bestanden dat wordt afgedrukt is te zien op het bevestigingsscherm.
Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u uw wachtwoord bent vergeten.
Druk op [Ja].
Het beveiligde bestand wordt afgedrukt.
![]()
Het afdrukken wordt geannuleerd na het indrukken van de [Wis/Stop]-toets nadat u op [Ja] gedrukt heeft in stap 9. Het bestand zal wel in het apparaat opgeslagen blijven.
Als u het afdrukken wilt annuleren, druk dan op [Nee] in stap 9.
Als de afdruktaak is voltooid, wordt het opgeslagen bestand verwijderd.
Houd [Afsluiten] ingedrukt totdat het printerscherm verschijnt om het afdrukken te stoppen nadat het afdrukken begonnen is en druk daarna op [Taak reset]. Het bestand wordt verwijderd.