![]() ![]() | ![]() | ||
In dit onderdeel worden de waarschijnlijke oorzaken van en mogelijke oplossingen voor problemen die kunnen voorkomen als u afdrukt vanaf een computer beschreven.
Probleem |
Oorzaak |
Oplossing |
|---|---|---|
De afgedrukte afbeelding is uitgelopen. |
Instellingen voor dik papier zijn mogelijk niet gemaakt bij het afdrukken op dik papier in de handinvoerlade. |
PCL 5e/6 Bij het tabblad [Papier] selecteert u uit de lijst [Invoerlade:] [Handinvoer]. Vervolgens selecteert u "Dik" uit de lijst [Type:]. PostScript 3 Op het tabblad [Papier/Kwaliteit] selecteert u in de lijst [Papierinvoer:] de optie [Handinvoer] en dan selecteert u "Dik" in de lijst [Mediumtype:]. RPCS Op het tabblad [Afdrukinstellingen] selecteert u in de lijst [Papierinvoerlade:] de optie [Handinvoer] en dan selecteert u "Dik (87 - 216 g/m2)" in de lijst [Papiertype:]. |
De hele afgedrukte pagina wordt vaag afgedrukt. |
Het papier is vochtig. |
Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Raadpleeg voor meer informatie over de juiste wijze van papieropslag de handleiding Over dit apparaat. |
De hele afgedrukte pagina wordt vaag afgedrukt. |
Het papier is niet geschikt. |
Gebruik aanbevolen papier. Als u afdrukt op grof of bewerkt papier, dan kan dat leiden tot vage afdrukafbeeldingen. Zie Over dit apparaat. |
De hele afgedrukte pagina wordt vaag afgedrukt. |
Als het selectievakje [Toner besparen] is geselecteerd in de instellingen van het printerstuurprogramma, dan zal de gehele pagina vaag worden afgedrukt. |
PCL 5e/6 Bij het tabblad [Afdrukkwaliteit] selecteert u [Uit] in het vak [Toner besparen]. PostScript 3 Op het tabblad [Papier/Kwaliteit] selecteert u [Via] of [Randen bijwerken] in de lijst [Afdrukmodus]. RPCS Op het tabblad [Afdrukkwaliteit] maakt u het selectievakje [Tonerbesparen] leeg. |
Afbeeldingen vlekken als men er over wrijft. (Toner blijft niet zitten.) |
Het opgegeven papiersoort en het daadwerkelijk gebruikte papier verschillen wellicht van elkaar. Er kan bijvoorbeeld dik papier zijn gebruikt, terwijl dit niet is opgegeven als het papiersoort. |
PCL 5e/6 Bij het tabblad [Papier] selecteert u de juiste papiersoort uit de lijst [Soort:]. PostScript 3 Op het tabblad [Papier/Kwaliteit] selecteert u de juiste papiersoort uit de lijst [Mediumtype:]. RPCS Op het tabblad [Afdrukinstellingen] selecteert u de juiste papiersoort uit de lijst [Papiersoort:]. |
De afgedrukte afbeelding verschilt van de afbeelding op het computerdisplay. |
Afdrukken wordt uitgevoerd door de grafische verwerkingsfunctie van het apparaat. |
Geef in het tabblad RPCS-printerstuurprogramma [Afdrukkwaliteit] het dialoogvenster [Gebruikersinst. wijzigen...] weer en controleer of [Afdrukken als bitmap] op [Diversen] is aangevinkt. Begin vervolgens met afdrukken. |
Wanneer u afbeeldingen afdrukt, dan is de uitvoer anders dan het scherm. |
Als het printerstuurprogramma is geconfigureerd om de opdracht Afbeeldingen te gebruiken, dan wordt de opdracht Afbeeldingen van het apparaat gebruikt voor het afdrukken. |
Als u nauwkeurig wilt afdrukken, stel dan het printerstuurprogramma in voor afdrukken zonder de opdracht Afbeeldingen te gebruiken. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma. |
Lijnen lopen niet goed of er verschijnen ongewenste alfanumerieke tekens. |
Er is mogelijk een onjuiste printertaal geselecteerd. |
Selecteer het juiste printerstuurprogramma en druk het bestand opnieuw af. |
Afbeeldingen worden afgesneden, of restant wordt afgedrukt. |
U gebruikt wellicht papier dat kleiner is dan het formaat dat in de toepassing is geselecteerd. |
Gebruik het papierformaat dat is geselecteerd in de applicatie. Als u geen papier kunt plaatsen van het juiste formaat, gebruik dan de verkleiningsfunctie om de afbeelding te verkleinen en druk vervolgens af. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma. |
Lay-out is niet zoals u verwacht. |
Afdrukgebieden zijn apparaatafhankelijk. Informatie die op een enkele pagina past bij een bepaald apparaat, past mogelijk bij een ander apparaat niet op een enkele pagina. |
Pas in het dialoogvenster [Printerconfiguratie] van de RPCS-printerstuurprogramma de instelling [Afdrukbaar gebied:] aan. Zie Help van het printerstuurprogramma. |
Fotoafbeeldingen zijn grof. |
Sommige toepassingen drukken af met een lagere resolutie. |
PCL 5e/6 Op het tabblad [Afdrukkwaliteit] van het printerstuurprogramma, specificeer een hogere resolutie bij de [Resolutie]. PostScript 3 Geef op het tabblad [Papier/Kwaliteit] van het printerstuurprogramma een hogere resolutie op bij [Resoluties:]. RPCS
|
Een vaste lijn wordt afgedrukt als een lijn van schuine strepen of lijkt wazig. |
Dither patronen komen niet overeen. |
PostScript 3 Op het tabblad van het printerstuurprogramma [Geavanceerd] verandert u de instelling [Dither:]. RPCS Op het tabblad [Afdrukkwaliteit] van het printerstuurprogramma, open het dialoogvenster[Wijzigen Gebruikersinstellingen...], en wijzig vervolgens op het tabblad [Aanpassing Afbeelding] de instelling [Dither:]. Zie het Helponderdeel van het printerstuurprogramma. |
Dunne lijnen zijn wazig, niet overal even dik of verschijnen niet. |
Hele dunne lijnen zijn aangegeven in de applicatie. |
PostScript 3 Op het tabblad van het printerstuurprogramma [Geavanceerd] verandert u de instelling [Dither:]. RPCS Op het tabblad [Afdrukkwaliteit] van het printerstuurprogramma, open het dialoogvenster[Wijzigen Gebruikersinstellingen...], en wijzig vervolgens op het tabblad [Aanpassing Afbeelding] de instelling [Dither:]. Zie het Helponderdeel van het printerstuurprogramma. Als het probleem zich blijft voordoen nadat u de dither-instellingen heeft aangepast, gebruik dan de instellingen van de applicatie waarmee de afbeelding was gemaakt om de dikte van de lijnen te wijzigen. |
Probleem |
Oorzaak |
Oplossing |
|---|---|---|
Papier wordt niet ingevoerd vanuit de geselecteerde lade. |
Wanneer u een Windows-besturingssysteem gebruikt, dan kunnen de instellingen van het printerstuurprogramma de instellingen die worden gebruikt op het bedieningspaneel overschrijven. |
PCL 5e/6 Selecteer de gewenste invoerlade op het tabblad [Papier] van het printerstuurprogramma uit de lijst [Invoerlade:]. PostScript 3 Selecteer de gewenste invoerlade op het tabblad [Papier/Kwaliteit] van het printerstuurprogramma uit de lijst [Papierinvoer:]. RPCS Bij het tabblad [Afdrukinstellingen] van het printerstuurprogramma, in de lijst [Papierinvoerlade], selecteert u de gewenste invoerlade. |
Afbeeldingen worden scheef afgedrukt. |
Wellicht zijn de zijafscheidingen van de lade niet vergrendeld. |
Controleer of de zijafscheidingen vergrendeld zijn. Zie Over dit Apparaat. |
Afbeeldingen worden scheef afgedrukt. |
Het papier wordt scheef ingevoerd. |
Plaats het papier juist. Zie Over dit apparaat. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Het aantal geplaatste vellen overschrijdt de maximale capaciteit van het apparaat. |
Stapel papier niet boven de bovenste markeringen op de zijafscheidingen van de papierlade, LCT of handinvoerlade. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
De zijafscheiding van de papierlade is te strak ingesteld. |
Druk zachtjes tegen de zijafscheiding en stel deze goed in. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Het papier is vochtig. |
Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Raadpleeg voor meer informatie over de juiste wijze van papieropslag de handleiding Over dit apparaat. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Het papier is te dik of te dun. |
Gebruik alleen aanbevolen papier. Zie Over dit apparaat. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Het kopieerpapier is verkreukeld of is gevouwen/gekreukeld. |
Gebruik alleen aanbevolen papier en zorg ervoor dat dit wordt opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Voor meer informatie over het aanbevolen papier en de juiste manier om dit te op te slaan, zie Over dit apparaat. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Er wordt bedrukt papier gebruikt. |
Plaats geen vellen die al eerder gekopieerd of bedrukt zijn door een ander apparaat. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Vellen kleven aan elkaar. |
Blader de vellen grondig voordat u ze plaatst. Anders, plaats de vellen één voor één. |
Vellen worden samen ingevoerd, met papierstoringen als resultaat. |
Vellen kleven aan elkaar. |
Blader de vellen grondig voordat u ze plaatst. Anders, plaats de vellen één voor één. |
Kopieerpapier raakt gekreukeld. |
Het papier is vochtig. |
Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Raadpleeg voor meer informatie over de juiste wijze van papieropslag de handleiding Over dit apparaat. |
Kopieerpapier raakt gekreukeld. |
Het papier is te dun. |
Gebruik alleen aanbevolen papier. Zie Over dit apparaat. |
Randen van de vellen zijn besmeurd. |
Het papier is vochtig. |
Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Raadpleeg voor meer informatie over de juiste wijze van papieropslag de handleiding Over dit apparaat. |
Randen van de vellen zijn besmeurd. |
U gebruikt papier dat niet wordt aanbevolen. |
Gebruik alleen aanbevolen papier. Zie Over dit apparaat. |
Dubbelzijdig afdrukken vertoont storingen. |
Dubbelzijdig afdrukken kan niet worden uitgevoerd met papier dat is ingesteld in de handinvoerlade. |
Wanneer u dubbelzijdig afdrukken gebruikt, maak de instellingen dan zo dat papier uit een andere lade wordt gebruikt dan uit de handinvoerlade. |
Dubbelzijdig afdrukken vertoont storingen. |
U heeft dik papier geplaatst dat zwaarder is dan 128 g/m2. |
Verander het papier. |
Dubbelzijdig afdrukken vertoont storingen. |
[Duplex toepassen] is ingesteld op [Nee] voor "Papiertype". |
Stel in [Lade Papierinstellingen], onder "Papiertype: Lade 1-3" [Duplex toepassen] in op [Ja]. |
Dubbelzijdig afdrukken vertoont storingen. |
U kunt duplex afdrukken niet selecteren als het papiertype staat ingesteld op [Dik papier]. |
Ga naar [Lade Papierinstellingen] en selecteer onder "Papiertype" een ander papiertype dan [Dik papier]. |
De afbeelding op de achterzijde van de duplex-kopieën heeft vage blanke vlekken of is besmeurd. |
Missende plekken en vegen worden veroorzaakt door vocht dat lekt uit het papier. |
|
Witte strepen verschijnen op de OHP. |
Stukjes papier zitten vast aan de OHP. |
Gebruik een droge doek om papierdeeltjes van de achterkant van de OHP weg te vegen. |
Probleem |
Oorzaak |
Oplossing |
|---|---|---|
Het duurt erg lang voordat een afdruktaak klaar is. |
"Slaapstand" is mogelijk ingesteld. |
Het apparaat heeft een opwarmingstijd nodig als het in de "slaapstand" heeft gestaan. Bij [Systeeminstellingen] onder [Timerinstellingen] selecteert u [Automatische timer UIT]. Vervolgens geeft u de "slaapstand" aan. |
Het duurt erg lang voordat een afdruktaak klaar is. |
Het apparaat doet er erg lang over om foto's en andere pagina's met veel gegevens te verwerken. Als u zulke gegevens afdrukt is het belangrijk dat u geduld heeft. |
Als het lampje voor gegevensontvangst knippert, dan is de printer bezig met het ontvangen van gegevens. Wacht een ogenblik. Het wijzigen van de volgende instellingen van het printerstuurprogramma leiden er wellicht toe dat er sneller wordt afgedrukt: PCL 5e/6 Op het tabblad [Afdrukkwaliteit] van het printerstuurprogramma, specificeer een lagere resolutie bij [Resolutie]. PostScript 3 Geef in het tabblad [Papier/Kwaliteit] van de printerdriver een lagere resolutie op in [Resoluties:]. RPCS
|
Het duurt erg lang voordat een afdruktaak klaar is. |
Het duurt wat langer om documenten met veel tekens af te drukken. |
Op het tabblad [Afdrukkwlaiteit] van het RPCS printerstuurprogramma, wordt het dialoogvenster [Wijzigen Gebruikersinstellingen...] weergegeven, controleer of [Manieren wijzigen om TrueType-lettertypen te filteren] is aangevinkt, en druk vervolgens af. |
Afbeeldingen worden afgedrukt in de verkeerde richting. |
De invoerrichting die u heeft geselecteerd en de invoerrichting die is geselecteerd in de optie setup van het printerstuurprogramma zijn mogelijk niet identiek. |
Stem de invoerrichting van het apparaat af op de invoerrichting die staat aangegeven onder [Instellingen papierinvoerlade:] bij het tabblad [Accessoires wijzigen] van het RPCS printerstuurprogramma. |
Optionele componenten die zijn aangesloten op het apparaat worden niet herkend onder Windows 2000/ XP/ Vista en Windows Server 2003/ 2003 R2/ 2008. |
Bi-directionele communicatie werkt niet. |
Stel optionele apparaten in op Eigenschappen van de printer. Zie het helponderdeel van het printerstuurprogramma. |
Onder Windows 2000/ XP/ Vista and Windows Server 2003/ 2003 R2/ 2008 is het resultaat van gecombineerd afdrukken, het afdrukken als een boekje of automatisch verkleind / vergroot afdrukken niet wat u verwacht. |
De toepassing of instellingen voor het printerstuurprogramma zijn niet correct uitgevoerd. |
Zorg ervoor dat de instellingen voor het papierformaat en de richting van de applicatie overeenstemmen met die van het printerstuurprogramma. Als er een ander papierformaat en andere papierrichting zijn ingesteld, selecteer dan hetzelfde formaat en dezelfde richting. |
Er is een afdrukopdracht uitgegeven vanaf de computer, maar het afdrukken startte niet. |
Gebruikersverificatie kan ingesteld zijn. |
Neem contact op met de beheerders. |
De afdruktaak wordt zelfs als het apparaat op offline wordt gezet, niet geannuleerd. |
Zelfs als het apparaat offline is, zal er worden afgedrukt als [Prior. taakacceptatie] is ingesteld bij [Paral. interf.] onder [Interface instellingen] in het menu Systeeminstellingen. |
Wijzig de instelling van Signal Control naar Printerpriorteit. Zie "Interface-instellingen", Handleiding Netwerk- en Systeeminstellingen. |
PDF-bestanden worden niet afgedrukt / kan PDF rechtstreeks afdrukken niet uitvoeren. |
PDF-bestanden zijn met een wachtwoord beveiligd. |
Om wachtwoordbeveiligde PDF-bestanden af te drukken, voert u het wachtwoord in bij het [PDF Menu] of bij Web Image Monitor. Voor meer informatie zie de Printerhandleiding of de helpfunctie van Web Image Monitor. |
PDF-bestanden worden niet afgedrukt / kan PDF rechtstreeks afdrukken niet uitvoeren. |
PDF-bestanden kunnen niet worden afgedrukt als ze in PDF-bestandsbeveiligingsinstelling voor afdrukken zijn uitgeschakeld. |
Wijzig de instelling voor PDF-bestandsbeveiliging. |
PDF direct afdrukken produceert rare of misvormde tekens. |
Lettertypen zijn niet ingesloten. |
Sluit lettertypen in in het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en druk dit vervolgens af. |
Afdrukken met Bluetooth is langzaam. |
Het aantal taken overschrijdt de maximale capaciteit van het apparaat. |
Verminder het aantal taken. |
Afdrukken met Bluetooth is langzaam. |
|
|
Als het probleem niet kan worden opgelost, neem dan contact op met uw service vertegenwoordiger.