Volg de onderstaande procedure om een document af te drukken met de functie Uitgestelde Afdruk.
Windows
Klik op [Afdrukken] in het menu [Bestand] in de toepassing.
Het dialoogvenster [Afdrukken] verschijnt.
Selecteer de printer en klik vervolgens op [Voorkeuren].
Klik op het tabblad [Taak/Logboek].
Klik in de lijst [Taaktype:] op [Uitgestelde Afdruk].
Voer in het vak [Gebruiker-ID:] een gebruiker-ID in van maximaal acht alfanumerieke (a-z, A-Z, 0-9) tekens. De [Bestandsnaam] kan ook handmatig worden ingevoerd.
De gebruiker-ID geeft aan bij welke gebruiker een bepaalde taak hoort.
Klik op [OK] om het dialoogvenster voor printereigenschappen te sluiten.
Start het afdrukken vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing.
Het bestand wordt in het apparaat opgeslagen.
Voer de volgende stappen uit om het document af te drukken.
Om het document te verwijderen, zie "Het verwijderen van een Uitgesteld afdruk bestand".
Druk op het bedieningspaneel van het apparaat op de toets [Printer] om het printerscherm weer te geven.
Druk op [Afdruktaken].
Er wordt een lijst weergegeven met de afdrukbestanden die in het apparaat zijn opgeslagen.
Druk op [Lijst uitgest. afdr.tk].
Er wordt een lijst weergegeven met de uitgestelde afdrukbestanden die in het apparaat zijn opgeslagen.
[Gebruiker-ID], [Datum/Tijd] en [Bestandsnaam] verschijnen ook.
Bepaalde afdruktaken worden mogelijk niet weergegeven, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen.
Selecteer het gewenste bestand door erop te drukken.
Druk op [Afdrukken].
Er wordt een bevestigingsscherm weergegeven.
Druk op [Ja].
De uitgestelde afdruktaak wordt afgedrukt.
Wanneer de toepassing een sorteerfunctie heeft, controleer of deze is uitgeschakeld voordat u een afdruktaak verstuurt. Het printerstuurprogramma sorteert automatisch Uitgestelde Afdrukbestanden. Wanneer de sorteerfunctie is ingeschakeld in het dialoogvenster Afdrukken van de toepassing, kunnen er meer afdrukken zijn dan nodig.
Mac OS/Mac OS X
Klik op [Afdrukken] in het menu [Bestand] in de toepassing.
Het dialoogvenster [Afdrukken] verschijnt.
Klik op [Takenlogboek] in het pop-upmenu.
Klik in het pop-up menu [Taaktype:] op [Uitgestelde afdruk].
Voer in het vak [Gebruiker-ID:] een gebruiker-ID in van maximaal acht alfanumerieke (a-z, A-Z, 0-9) tekens. [Bestandsnaam] kan ook worden ingesteld.
De gebruiker-ID geeft aan bij welke gebruiker een bepaalde taak hoort.
Na het maken van de noodzakelijke instellingen klikt u op [Afdrukken].
Het bestand wordt in het apparaat opgeslagen.
Voer de volgende stappen uit om het document af te drukken.
Om het document te verwijderen, zie "Het verwijderen van een Uitgesteld afdruk bestand".
Druk op het bedieningspaneel van het apparaat op de toets [Printer] om het printerscherm weer te geven.
Druk op [Afdruktaken].
Er wordt een lijst weergegeven met de afdrukbestanden die in het apparaat zijn opgeslagen.
Druk op [Lijst uitgest. afdr.tk].
Er wordt een lijst weergegeven met de uitgestelde afdrukbestanden die in het apparaat zijn opgeslagen.
[Gebruiker-ID], [Datum/Tijd] en [Bestandsnaam] verschijnen ook.
Bepaalde afdruktaken worden mogelijk niet weergegeven, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen.
Selecteer het gewenste bestand door erop te drukken.
Druk op [Afdrukken].
Er wordt een bevestigingsscherm weergegeven.
Druk op [Ja].
De uitgestelde afdruktaak wordt afgedrukt.
![]()
Om het afdrukken te annuleren, drukt u op [Stoppen].
Om het afdrukken te annuleren, druk op [Afsluiten]. Vervolgens, druk op [Taak reset]. Nadat deze functie is gestart, wordt het bestand verwijderd.
Wanneer het afdrukken is voltooid, wordt het opgeslagen bestand verwijderd.