Hier wordt beschreven hoe een Windows-computer als NetWare-client wordt geïnstalleerd.
![]()
U dient printerbeheerder te zijn om de stuurprogramma's te installeren. Log in als lid van de Beheerdersgroep.
In een IPv6-omgeving kunnen geen NetWare-servers worden gebruikt.
De uitleg die volgt gaat er vanuit dat NetWare Client geïnstalleerd is op de client computer en dat de NetWare serveromgeving goed is ingesteld. Installeer alle nodige client toepassingen voordat u aan deze procedure begint.
Meldt u aan bij de NetWare-bestandsserver en configureer het printerstuurprogramma.
De volgende waarden worden in het voorbeeld gebruikt:
Besturingssysteem: Windows 98
NetWare version: 4.1
Naam bestandsserver: CAREE
Naam wachtrij: R-QUEUE
Plaats de cd-rom in het cd-romstation.
De installer start.
Selecteer een interfacetaal, en klik vervolgens op [OK].
Klik op [PCL/RPCS Printerstuurprogramma's].
De softwaregebruiksrechtovereenkomst verschijnt in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst].
Klik nadat u de overeenkomst gelezen heeft op [Ik accepteer de overeenkomst.] en klik vervolgens op [Volgende >].
Selecteer het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken in het dialoogvenster [Selecteer het programma].
U kunt verschillende printerstuurprogramma's selecteren.
Klik op [Volgende >].
Vink het selectievakje [Printernaam] aan om het printermodel dat u wilt gebruiken te selecteren.
U kunt de printernaam wijzigen in het vak [Wijzig instellingen voor 'Printernaam'].
Dubbelklik op de apparaatnaam om de printerinstellingen weer te geven.
De details die worden weergegeven in [Opmerking], [Stuurprogramma] en [Poort] variëren afhankelijk van het besturingssysteem, het printermodel en de poort.
Klik op [Poort] en vervolgens op [Toevoegen].
Klik op [Netwerkprinter] en vervolgens op [OK].
Dubbelklik in de netwerkboom op de naam van de NetWare-bestandsserver.
De gemaakte wachtrij wordt weergegeven.
Selecteer de printerwachtrij en klik vervolgens op [OK].
Controleer of de poort van de geselecteerde printer te zien is bij [Poort].
Klik op [Doorgaan].
De installatie van het printerstuurprogramma start.
Klik op [>Voltooien] in het dialoogvenster [Selecteer het programma].
Nadat de installatie is voltooid, selecteert u een van de opties om de computer nu of later opnieuw op te starten en klikt u vervolgens op [Voltooien].
Start de computer opnieuw om de installatie te voltooien.
Nadat u de computer opnieuw heeft opgestart, opent u het venster met de printereigenschappen in het venster [Printers en faxapparaten].
In Windows 2000/Vista of Windows Server 2003/2003 R2/2008 opent u de printereigenschappen vanuit het dialoogvenster [Printers].
Klik op het tabblad [NetWare-instelling]
Verwijder in Windows 2000/Vista of Windows Server 2003/2003 R2/2008 de vinkjes bij de vakjes van [Paginadoorvoer] en [Banner toestaan] op het tabblad [Printerinstellingen].
Selecteer deze vakjes niet. Deze worden door het printerstuurprogramma automatisch geselecteerd. Als u deze vakjes wél selecteert werkt de printer misschien niet goed.
Klik op [OK] om het dialoogvenster printereigenschappen te sluiten.
![]()
Bij bepaalde besturingssystemen werkt Auto Run mogelijk niet. Start in dat geval "Setup.exe" op de basisdirectory van de cd-rom.
Om de installatie van de geselecteerde stuurprogramma's te stoppen voordat de installatie voltooid is, klikt u op [Annuleren].
Het protocol staat standaard op inactief ingesteld. Schakel het in met SmartDeviceMonitor of Telnet.