Klik in het menu [Start] op [Printers en faxapparaten].
Het venster [Printers en faxapparaten] wordt weergegeven.
Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken.
Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen].
Het dialoogvenster Printereigenschappen wordt weergegeven.
Verschijnt het volgende bericht "Configureer geïnstalleerde accessoires in het tabblad [Accessoires] van [Printerconfiguratie] dat hierna geopend zal worden.", klik dan op [OK] en ga naar stap 5.
Klik op het tabblad [Accessoires wijzigen].
Selecteer de papierinvoerlade die is geïnstalleerd in de lijst [Instellingen papierinvoerlade:].
Klik op [OK] om het dialoogvenster printereigenschappen te sluiten.