Configureer de netwerkinstellingen in [Systeeminstellingen] in overeenstemming met uw omgeving en het verwachte gebruik van het apparaat.
In de volgende procedure wordt het aansluiten van deze machine op een IPv4-netwerk met behulp van een Ethernetkabel toegelicht.
De instellingen die u moet configureren, variëren afhankelijk van uw werkomgeving. Voor meer informatie over netwerkinstellingen en configuratieprocedures raadpleegt u de handleiding Netwerk- en Systeeminstellingen.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen/Teller], selecteer [Systeeminstellingen] en druk vervolgens op de toets [OK].
Het scherm Systeeminstellingen wordt nu weergegeven.
Selecteer [Instell. interface] en druk vervolgens op de toets [OK].
Selecteer [Netwerk] en druk vervolgens op de toets [OK].
Selecteer [Apparaat IPv4 adres] om het IPv4-adres van het apparaat op te geven en druk op de toets [OK].
Om een statisch IPv4-adres voor dit apparaat op te geven, selecteert u [Specificeer] en drukt u vervolgens op de linker selectietoets om [IP-adres] te selecteren. Voer het IP-adres in met behulp van de cijfertoetsen en druk vervolgens op de toets [OK].
Om voor dit apparaat automatisch een IPv4-adres te verkrijgen van een DHCP-server, selecteert u [Autom. verkrijgen (DHCP)] en drukt u vervolgens op de toets [OK].
Selecteer [IPv4 Gateway-adres] en druk vervolgens op de toets [OK].
Selecteer [Actief protocol], selecteer [IPv4] en selecteer vervolgens [Actief]. Druk vervolgens op de toets [OK].
Selecteer [Type LAN] en [Ethernet] en druk vervolgens op de toets [OK].
Selecteer [Bestandsoverdracht] en druk vervolgens op de toets [OK].
Selecteer [Afleveringsoptie] en druk vervolgens op [Aan].
Als een uitgebreide draadloze LAN-kaart (optioneel) geïnstalleerd is, drukt u op [Type LAN]op het tabblad [Instell.Interface] en vervolgens drukt u op [Ethernet] om de netwerkinstellingen te configureren.