![]() ![]() | ![]() | ||
Dit hoofdstuk legt uit hoe u de radiogolvenstatus van het apparaat kunt controleren.
Bij gebruik van het apparaat in de infrastructuurmodus kunt u de radiogolvenstatus van het apparaat controleren met behulp van het bedieningspaneel.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen/Teller].
Selecteer [Systeeminstellingen] met [
] of [
] en druk vervolgens op de [OK]-toets.
Selecteer [Instell. Interface] met behulp van [
] of [
] en druk vervolgens op de [OK]-toets.
Selecteer [Wireless LAN] met [
] of [
] en druk vervolgens op de [OK]-toets.
Selecteer [Wireless LAN signaal] met [
] of [
] en druk vervolgens op de [OK]-toets.
De radiogolvenstatus van het apparaat wordt weergegeven.
Na de controle van de radiogolvenstatus drukt u op [Afsluiten].
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen/Teller].