In dit gedeelte worden de toetsen voor het invoeren van tekst beschreven.
[Shift]-toets ([Snelkiezen 13]-toets)
Druk op deze toets om te wisselen tussen kleine letters, hoofdletters, Gebruikerstekst, en cyrillische tekens.
[Spatie]-toets ([Snelkiezen 14]-toets)
Druk op deze toets voor het invoeren van een spatie.
[Symbolen]-toets ([Snelkiezen 15]-toets)
Druk op deze toets om symbolen in te voeren.
Cijfertoetsen
Gebruik deze toetsen om getallen in te voeren.
[Snelkiezen 01] tot [Snelkiezen 09]-toetsen (A to Z)
Druk op deze toetsen om hoofdletters en kleine letters in te voeren.
Toets[Wis/Stop]
Verwijdert een karakter op de cursorpositie. U kunt een karakter verwijderen aan het rechtereinde van een regel zelfs als de cursor rechts van het karakter staat.
Scroll-toetsen
Verplaatst de cursor omhoog, omlaag, naar links en naar rechts.
Cyrillische karakters zijn alleen beschikbaar met het toetsenbord type D.