Wanneer de faxkoptekst staat ingesteld op "Aan", wordt de opgeslagen naam afgedrukt op het papier van de ontvanger.
In sommige gevallen wilt u misschien een fax zonder koptekst versturen. Hiertoe schakelt u Faxkoptekst uit.
Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
Druk op [TX modus].
Selecteer [Faxkoptekst afdr.] met de [] of de [] en druk vervolgens op de [OK]-toets.
Selecteer [Aan] of [Uit] met de [] of de [] en druk vervolgens op de [OK]-toets.
Het scherm keert terug naar dat van stap 3.
Druk op de [Escape]-toets.
Het stand-by scherm wordt weer weergegeven.
Om de instellingen te controleren, drukt u op [TX modus].
Geef een bestemming op en druk vervolgens op de [Start]-toets.
U kunt de namen van faxkopteksten programmeren met behulp van de functie Faxinformatie programmeren in het menu Faxeigenschappen. Voor meer informatie over de programmeermethode, zie "Faxinformatie registreren".
U kunt selecteren of data, faxkoptekstnamen, bestandnummers of paginanummers worden afgedrukt door hun respectievelijke gebruikersparameters (schakelaar 18, bit 3, 2, 1, 0) in het menu Faxeigenschappen te wijzigen. Zie "Parameterinstellingen".
U kunt één van de gebruikersfunctietoetsen programmeren voor deze functie. Met de gebruikersfunctietoets kunt u stap 2 t/m 5 overslaan. Voor nadere details over gebruikersfunctietoetsen, zie “Algemene instellingen/Aanpassen”.