Het apparaat slaat de laatste bestemmingen op die voor elke verzendingsmethode zijn opgegeven.
Met deze functie kunt u tijd besparen als u vaak berichten naar dezelfde bestemming stuurt omdat u de bestemming niet opnieuw hoeft in te voeren.
De volgende nummers worden niet opgeslagen:
Bestemmingen opgegeven met de bestemmingslijst
Bestemmingen opgegeven als groepsbestemming
Bestemmingen gespecificeerd onder Geheugenbestand verzenden
Faxnummers die via een externe telefoon worden gekozen
Bestemmingen die zijn gekozen met Herhalen (beschouwd als reeds opgeslagen in het geheugen)
Tweede en uitgestelde bestemmingen waarnaar een bericht is verzonden
Bestemmingen opgegeven in het LAN-faxstuurprogramma op de computer
Om een faxnummer te herhalen, toetst u geen nummers in voordat u op de [Pauze/Herhalen]-toets heeft gedrukt. Drukt u op de [Pauze/Herhalen]-toets nadat u de cijfers heeft ingevoerd met de cijfertoetsen, dan wordt er een pauze ingevoerd.
Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
Druk op de [Pauze/Herhalen]-toets.
Selecteer de bestemming waarvan u het nummer wilt herhalen met de [] of de [], en druk vervolgens op de [OK]-toets.
Druk op de [Start]-toets.
U kunt een Internetfax-bestemming opgeven met gebruik van de functie Herhalen. Selecteer deze functie voordat u op [Handm.] drukt.
Als u op [Program.] drukt, kunt u een geselecteerde ontvanger in de bestemmingslijst registreren. Voor nadere details over het registreren van een bestemming, zie “Bestemmingen programmeren vanaf het scherm Herhalen”.
Voor het maximum aantal nummers dat het apparaat kan opslaan voor de Herhalen functie, zie "Maximumwaarden".