Koptekst overslaan
 

Overzicht oorspronkelijke instellingen

Interface-instellingen

Menu

Beschrijving

IPv4 Adres van het apparaat

Specificeert het IPv4-adres van het apparaat in de netwerkomgeving.

IPv4 Gateway-Adres

Configureer een gateway-adres voor de router of hostcomputer die wordt gebruikt als een gateway.

IPv6-Adres van het apparaat

Specificeert het IPv6-adres van het apparaat in de netwerkomgeving.

IPv6 Gateway-Adres

Specificeert het IPv6 Gateway-adres.

IPv6 Autoconfiguratie Statusloos adres

Specificeer IPv6 Autoconfiguratie Statusloos adres.

DNS Configuratie

Instellingen aanmaken voor de DNS-server.

DDNS Configuratie

Specificeert de DDNS-instellingen.

IPSec

Specificeer IPSec functie van het apparaat Actief/Inactief.

Domeinnaam

Specificeert de domeinnaam.

WINS Configuratie

Specificeert de WINS-serverinstellingen.

Effectief Protocol

Selecteer het protocol dat in het netwerk moeten worden gebruikt.

NCP Bezorgingsprotocol

Kies het protocol voor de NCP-aflevering:

NW Frametype

Selecteer het frametype als u NetWare gebruikt.

SMB Computernaam

Specificeer de SMB computernaam.

SMB-werkgroep

Specificeer de SMB-werkgroep.

Ethernetsnelheid

Stel de toegangssnelheid in voor netwerken.

LAN-soort

Selecteer de wijze van verbinden wanneer u de IEEE 802.11a/g interface-eenheid heeft geïnstalleerd.

Ping-commando

Controleer de netwerkverbinding met het ping-commando en het gegeven IP-adres.

Toestemming SNMPv3 Communicatie

Stel de gecodeerde communicatie SNMP v3 in.

Toestemming SSL / TLS Communicatie

Stel de gecodeerde communicatie SSL/TLS in.

Hostnaam

Geef een hostnaam op.

Apparaatnaam

Geef de apparaatnaam op.

Communicatiemodus

Geeft de communicatiemodus aan van het draadloze LAN.

SSID-instelling

Specificeert SSID om in infrastructuur-modus of 802.11 ad hoc-modus het toegangspunt te specificeren.

Ad hoc-kanaal

Specificeer het te gebruiken kanaal wanneer [802.11 Ad hoc-modus] geselecteerd is. Stel het kanaal zo in dat het overeenkomt met het gebruikte soort wireless LAN.

Beveiligingsmethode

Specificeert de codering van de IEEE 802.11a/g (draadloze LAN).

Wireless LAN-signaal

Wanneer u de infrastructuurmodus gebruikt kunt u de radiogolfstatus van het apparaat controleren met het bedieningspaneel.

Terugzetten fabrieksinstellingen

Hiermee zet u de Wireless LAN-instellingen terug op de standaardwaarden.

Instellingen voor bestandsoverdracht

Menu

Beschrijving

Bezorgingsoptie

Met de volgende opdracht schakelt u het verzenden van opgeslagen of gescande documenten naar ScanRouter in en uit:

Capture Server IPv4-Adres

U kunt het IPv4-adres van de Capture server opgeven.

SMTP Server

Specificeert de SMTP-servernaam.

SMTP-Verificatie

U kunt de SMTP-verificatie (PLAIN, LOGIN, CRAMMD5, DIGEST-MD5)opgeven.

POP voor SMTP

U kunt de POP-verificatie (POP voor SMTP)opgeven.

Ontvangstprotocol

Specificeert het ontvangstprotocol voor de ontvangst van internetfaxen.

POP3 / IMAP4-instellingen

Specificeert de naam van de POP3- of IMAP4-server voor de ontvangst van internetfaxen.

E-mailadres beheerder

Specificeer het E-mailadres van de beheerder.

E-mail Communicatiepoort

Specificeert de poortnummers voor het ontvangen van internetfaxen. Het gespecificeerde POP3-poortnummer wordt gebruikt voor [POP voor SMTP].

E-mail Ontvangstinterval

Specificeert de tijdslimiet in minuten voor de ontvangst van internetfaxen via de POP3- of IMAP4-server.

Max. Formaat Ontvangen E-mail

Specificeert het maximale formaat voor de ontvangst van internetfaxen.

E-mailopslag op de server

Specificeert of ontvangen e-mailberichten van internetfaxen al dan niet moeten worden opgeslagen op de POP3- of IMAP4-server.

Standaard Gebruikersnaam / Wachtwoord (verzenden)

Specificeert de gebruikersnaam en het wachtwoord die nodig zijn om gescande bestanden rechtstreeks naar een gedeelde map op een Windows-computer naar een FTP-server of een NetWare-server te verzenden.

Programmeren / Wijzigen / Verwijderen E-mailbericht

Hiermee kunt u, bij het verzenden van een internetfax of gescand bestand als ingevoegd bestand, het gebruikte E-mailbericht programmeren, wijzigen of wissen.

Automatische Specificatie Verzendersnaam

Stel in of de naam van de verzender gespecificeerd moet worden bij het verzenden van E-mail.

Scanner Herzenden Intervaltijd

Specificeert het interval dat het apparaat wacht voor het opnieuw sturen van een gescand bestand, indien deze niet naar de bezorgingsserver of mail-server kon worden gestuurd.

Aantal Herzendingen van Scanner

Stelt het maximale aantal keren in dat een gescand bestand opnieuw wordt gestuurd naar de bezorgings- of mailserver.