Dit apparaat gebruikt de faxfunctie voor het verzenden van gescande documenten via het netwerk naar computers.
Geef het pad naar de bestemmingsmap op.
Als u naar een map wilt verzenden, moet u eerst het pad naar de map registreren in het Adresboek. Vervolgens selecteert u SMB, FTP of NCP als verzend- (communicatie) protocol.
Bij het verzenden naar mapbestemmingen kunt u PDF of TIFF selecteren als bestandstype van het document dat u verzendt.
U kunt hetzelfde document tegelijkertijd naar een mapbestemming, faxbestemming, IP-Fax-bestemming, Internetfaxbestemming en e-mailbestemming zenden.
Als u tegelijkertijd een bestemmingsfaxnummer (van het faxapparaat van een andere partij) en een bestemmingsmap op uw computer opgeeft, kunt u het verzonden document op uw computer bekijken.
![]()
Als u de Internetfaxfuncties wilt kunnen gebruiken, moet dit apparaat aangesloten zijn op een LAN en correct zijn ingesteld onder "Systeeminstellingen". Voor details over de vereiste instellingen, raadpleegt u de Handleiding Netwerk- en Systeeminstellingen.
Als u wilt verzenden naar mapbestemmingen, stelt u [Mapinstelling] in op [Aan] in het menu Faxeigenschappen onder Oorspr. Inst. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
![]()
Afbeeldingen in zwart-wit worden op dezelfde manier verzonden als standaardfaxverzendingen.
Als u wilt verzenden naar een mapbestemming, moet u eerst het pad voor de map registreren in het Adresboek. U kunt het pad niet handmatig invoeren op het stand-bydisplay.
Deze functie ondersteunt zowel IPv4- als IPv6-adressen.