Start SmartDeviceMonitor for Admin
Het apparaat wordt automatisch gedetecteerd en het model en IP-adres worden getoond in de netwerklijst.
Als de lijst leeg is, selecteert u [Zoeken/Controleren instellingen] in het menu [Groep]. Voer het IP-adres van het apparaat in en klik op [Toevoegen]. Klik vervolgens op [OK]. Controleer daarna het IP-adres van het apparaat. Daartoe drukt u op het bedieningspaneel van het apparaat op de toets [Gebruikersinstellingen/Teller] en drukt u op [Systeeminstellingen], [Interface instellingen] en op [Apparaat IPv4-adres]. Als het IP-adres van het apparaat nog steeds niet in de lijst wordt weergegeven, controleert u de instellingen van een geïnstalleerd beveiligingsprogramma, aangezien deze instellingen de weergave van het IP-adres mogelijk beletten.
Selecteer het model van uw apparaat, klik op [Tools] en klik vervolgens op [Adresbeheer tool].
Geef in het dialoogvenster [Voer verificatiegegevens in], geef de gebruikersnaam en -wachtwoord op en klik vervolgens op [OK].
Voer de fabrieksinstelling voor gebruikersnaam “admin” in en laat het wachtwoord leeg.
De mededeling “Adresbeheer Tool - er worden gegevens ontvangen” verschijnt kort, waarna het adresboek van het apparaat verschijnt.
In het dialoogvenster [Adresbeheer Tool] klikt u op [Bestand] en klikt u vervolgens op [Gegevens exporteren].
Als de mededeling “Wachtwoordgegevens kunnen in geen enkel apparaat opnieuw worden gebruikt” verschijnt, klikt u op [OK].
Selecteer waar het bestand moet worden opgeslagen en klik vervolgens op [Opslaan].
De volgende drie bestanden worden opgeslagen:
"Machinemodel_addr.csv"
"Machinemodel_faxinfo.csv "
"Machinemodel_taginfo.csv "
“Apparaatmodel_adr.csv” wordt gebruikt als Adresboekbestand.
De Adresboekgegevens zijn nu opgeslagen op de computer.
Sluit het dialoogvenster [Adresbeheer Tool] en sluit vervolgens SmartDeviceMonitor for Admin.
Hierna volgt een procedure voor het tonen van het adresboek van het apparaat op het LAN-Fax-scherm.