Wanneer bestemmingen worden geprogrammeerd in een bestemmingslijst, kunt u een bestemming opgeven door een Bestemmingtoets te selecteren in de bestemmingslijst.
De geprogrammeerde naam verschijnt op de Bestemmingtoets.
Druk op het tabblad voor het verzendingstype om het type verzending te veranderen. U kunt hierbij kiezen uit Fax/IP-Fax, Internet fax, E-mail en Map.
![]()
Programmeer bestemming op voorhand in de lijst met bestemmingen. Raadpleeg de Handleiding Netwerk- en systeeminstellingen voor meer informatie over het programmeren van bestemmingen.
Druk op het tabblad voor het verzendingstype om over te schakelen naar fax/IP-Fax, Internet fax, e-mail of map als type verzending.
Druk op de trefwoordtoets waar de gewenste bestemming geprogrammeerd is.
Druk op [LMN] als u bijvoorbeeld "Kantoor New York" wilt opgeven, dat is geprogrammeerd onder "LMN".

Druk op de Bestemmingtoets waaronder de gewenste bestemming geprogrammeerd is.

Als de gewenste Bestemmingtoets niet wordt weergegeven, drukt u op [
] en [
] om door de lijst te bladeren.
U kunt de selectie annuleren door opnieuw op de geselecteerde Bestemmingtoets te drukken. U kunt ook op de toets [Wis/Stop] drukken om de selectie te annuleren.
Als u meer bestemmingen wilt selecteren, herhaalt u de stap 2 en 3.
De bestemming is ingesteld en de Bestemmingtoets is gemarkeerd.
Druk op de toets [Start].
![]()
Om de inhoud van de Bestemmingstoetsen te controleren, drukt u de bestemmingslijst af via Adresboek afdrukken: Bestemmingslijst onder Systeeminstellingen. Voor nadere details over de afdrukmethode, zie “Systeeminstellingen” in de Handleiding Netwerk- en Systeeminstellingen.