Met de volgende procedure kunt u een client-computer voor de bestemming selecteren uit de bestemmingslijst.
Bestemmingen verschijnen in de bestemmingslijst nadat u zich heeft aangemeld bij uw computer.
Als de bestemmingscomputer niet verschijnt hoewel het apparaat reeds op de bestemmingscomputer geregistreerd is, drukt u op [Bijw.]. De bestemmingslijst wordt dan bijgewerkt met de recentste informatie.
In de bestemmingslijst drukt u op de bestemmingscomputer waarnaar u bestanden wenst te verzenden.
De toets van de geselecteerde client-computer voor de bestemming wordt gemarkeerd en de bestemming verschijnt in het bestemmingsveld bovenaan op het scherm.
In de bestemmingslijst wordt elke client-computer voor de bestemming weergegeven met maximaal 20 tekens.
Het is aan te bevelen dat u gemakkelijk te herkennen computernamen registreert.
Als een WSD-compatibele computer verbonden is met het netwerk, verschijnen de volgende vijf bestemmingen automatisch op het displaypaneel. Voor meer details over de locatie waar bestanden in elke bestemming worden opgeslagen, raadpleegt u de relevante instellingen van de computer.
Scan naar "Computernaam".
Scan om af te drukken naar "Computernaam".
Scan voor e-mail naar "Computernaam".
Scan voor fax naar "Computernaam".
Scan voor OCR naar "Computernaam" (Scan voor OCR naar "Computernaam" is eventueel niet beschikbaar - dit is afhankelijk van de client-computer voor de bestemming).
Als de gewenste bestemming niet wordt weergegeven, voert u één van de volgende stappen uit:
Geef de bestemming weer door de eerste letter uit de titel te selecteren
Geef de bestemming weer door op [] of [] te drukken.
U kunt de bestemming ook zoeken door op [Zkbest.] te drukken. Voor meer details zie "Zoeken naar de client-computer voor de bestemming".
De bestemmingslijst kan maximaal 250 bestemmingen van client-computers weergeven.