Als u scanbestanden via scan-to-folder wilt verzenden, moet u eerst het volgende doen:
Controleer of het apparaat goed is aangesloten op het netwerk;
Configureer de netwerkinstellingen in [Systeeminstellingen];
Configureer de benodigde instellingen in [Scanfuncties];
In deze paragraaf wordt iedere stap toegelicht en waar u meer informatie kunt vinden.
Controleer of het apparaat goed is aangesloten op het netwerk;
Controleer of het apparaat goed is aangesloten op het netwerk.
Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over het aansluiten van dit apparaat op een netwerk.
Configureer de netwerkinstellingen in [Systeeminstellingen]
Configureer de netwerkinstellingen in [Systeeminstellingen] in overeenstemming met uw omgeving en het verwachte gebruik van het apparaat.
In de volgende procedure wordt het aansluiten van deze machine op een IPv4-netwerk met behulp van een Ethernetkabel toegelicht.
Onthoud dat de instellingen die u moet configureren variƫren afhankelijk van uw besturingsomgeving. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over netwerkinstellingen en configuratieprocedures.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen/Teller] en druk vervolgens op [Systeeminstellingen].
Het scherm Systeeminstellingen wordt nu weergegeven.
Klik op het tabblad [Interface-instellingen].
Druk op [IPv4-adres apparaat] om het IPv4-adres van het apparaat op te geven.
Druk op [Opgeven] en voer daarna het IPv4-adres en het subnetmasker in om een statisch IPv4-adres voor dit apparaat op te geven.
Druk op [Autom. verkrijgen(DHCP)] om automatisch een IPv4-adres van een DHCP-server te verkrijgen.
Druk op [IPv4 Gateway-adres] en voer vervolgens het IPv4 gateway-adres in.
Druk op [Effectief protocol] en maak vervolgens de toets [IPv4] actief.
Activeer [SMB] als u bestanden wilt verzenden naar gedeelde mappen.
Activeer [NetWare] als u bestanden wilt verzenden naar Netware mappen.
Druk op [LAN-type] en druk vervolgens op [Ethernet].
Configureer de benodigde instellingen in [Scanfuncties]
Met behulp van [Scanfuncties] kunt u diverse instellingen voor de scanfunctie maken of wijzigen, zoals het comprimeren van scangegevens of het weergeven van het scanlogboek. Configureer de scaninstellingen in overeenstemming met uw omgeving en waarvoor u het apparaat wilt gebruiken.
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u het scherm Scanfuncties kunt weergegeven. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over de instellingen op dit scherm.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen/Teller].
Druk op [Scanfuncties].
Het scherm Scanfuncties wordt weergegeven.
Druk op de tabbladen [Algemene instellingen], [Scaninstellingen], [Verzendinstellingen] of [Oorspronkelijke instellingen] en configureer de relevante instellingen op deze tabbladen.
![]()
Configureer indien nodig vooraf de gedeelde mappen, FTP-server en Netware-server op het netwerk.
Bestanden kunnen alleen worden verzonden via SMB in NetBIOS via TCP/IP-omgevingen. Bestanden kunnen niet worden verzonden via SMB in NetBEUI-omgevingen.
Het verzenden van bestanden is nog steeds mogelijk ook al is SMB of FTP niet beschibkaar via het bedieningspaneel, Web Image Monitor, of Telnet etc.
De instellingen die u moet configureren in [Systeeminstellingen] variƫren afhankelijk van uw netwerkomgeving. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over netwerkinstelingen.