Koptekst overslaan
HandleidingenInhoudVorigeVolgendeHelp

Voorbereiding voor verzenden via e-mail

Als u gescande bestanden via e-mail wilt verzenden, moet u eerst het volgende uitvoeren:

In deze paragraaf wordt iedere stap toegelicht en waar u meer informatie kunt vinden.

Controleer of het apparaat goed is aangesloten op het netwerk;

Controleer of het apparaat goed is aangesloten op het netwerk.

Zie de handleiding Algemene instellingen voor meer informatie over het aansluiten van dit apparaat op een netwerk.

Configureer de netwerkinstellingen in [Systeeminstellingen]

Configureer de netwerkinstellingen in [Systeeminstellingen] in overeenstemming met uw omgeving en het verwachte gebruik van het apparaat.

In de volgende procedure wordt het aansluiten van deze machine op een IPv4-netwerk met behulp van een Ethernetkabel toegelicht.

De instellingen die u moet configereren zijn verschillend afhankelijk van uw gebruiksomgeving. Zie de handleiding Algemene instellingen voor meer informatie over netwerkinstellingen en configuratieprocedures.

  1. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen/Teller] en druk vervolgens op [Systeeminstellingen].

    Het scherm Systeeminstellingen wordt nu weergegeven.

  2. Klik op het tabblad [Interface-instellingen].

  3. Druk op [IPv4-adres apparaat] om het IPv4-adres van het apparaat op te geven.

    Druk op [Opgeven] en voer daarna het IPv4-adres en het subnetmasker in om een statisch IPv4-adres voor dit apparaat op te geven.

    Druk op Autom. verkrijgen (DHCP) als u automatisch een IPv4-adres wilt verkrijgen van een DHCP-server.

  4. Druk op [IPv4 Gateway-adres] en voer vervolgens het IPv4 gateway-adres in.

  5. Druk op [Effectief protocol] en maak vervolgens de toets [IPv4] actief.

  6. Druk op [LAN-type] en druk vervolgens op [Ethernet].

  7. Druk op het tabblad [Bestandsoverdracht] en druk vervolgens op [SMTP-server].

  8. Druk op [Wijzigen], rechts van [Servernaam] en voer vervolgens de hostnaam van de SMTP-server of het IPv4-adres in. Druk vervolgens op [OK].

    Indien nodig kunt u het aantal wijzigen door op [Wijzigen] te drukken, rechts van het poortnummer.

Configureer de benodigde instellingen in [Scanfuncties]

Met behulp van [Scanfuncties] kunt u diverse instellingen ten aanzien van de scanfunctie maken of wijzigen, zoals het comprimeren van scangegevens of het weergeven van het scanlogboek. Configureer de scaninstellingen in overeenstemming met uw omgeving en waarvoor u het apparaat wilt gebruiken.

In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u het scherm Scanfuncties kunt weergegeven. Zie de handleiding Algemene instellingen voor meer informatie over de instellingen op dit scherm.

  1. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen/Teller].

  2. Druk op [Scanfuncties].

    Het scherm Scanfuncties wordt weergegeven.

    Druk op de tabbladen [Algemene instellingen], [Scaninstellingen], [Verzendinstellingen] of [Oorspronkelijke instellingen] en configureer de relevante instellingen op deze tabbladen.

Opmerking