Afdrukken met behulp van een virtuele printer

Als u rechtstreeks wilt afdrukken vanaf een opgegeven virtuele printer, wijst u de virtuele printer toe in de afdrukopdracht. Als u de functie voor het onderbreken van afdrukken gebruikt, voert u de naam in van de virtuele printer die u heeft geconfigureerd voor het afdrukken met onderbreking. Voordat u voor het eerst gaat afdrukken, geeft u de virtuele printer op die u wilt gebruiken.

Meld u aan bij Web Image Monitor in de beheerdersmodus.
Klik op [Configuratie] in het menugedeelte en klik vervolgens op [Basisinstellingen] bij "Printer".
Selecteer [Actief] bij [Virtuele printer] en klik vervolgens op [OK].
Verzend een opdracht vanaf de computer.

lpr

C:\>lpr -S "printer's IP address" [-PVirtual Printer Name] [-ol] \path name\file name

rcp

c:> rcp [-b] \path name\file name [\path name\file name...] printer's host name:["Virtual Printer Name"]

ftp

ftp> put \path name\ file name Virtual Printer Name

Als een van de volgende condities geldt voor de lopende taak is afdrukken met onderbreking niet mogelijk, zelfs al drukt u af met de virtuele printer die is geconfigureerd voor afdrukken met onderbreking. De printer wacht met het afdrukken van een nieuwe taak totdat het afdrukken van de huidige taak is voltooid.
- Als de nietfunctie is opgegeven voor de lopende afdruktaak
- Als de lopende afdruktaak wordt uitgevoerd via de handinvoer
- Als een functie met betrekking tot omslag- of tussenvellen is opgegeven voor de lopende afdruktaak
Als een grote hoeveelheid geheugen wordt gebruikt voor de lopende afdruktaak of als een groot aantal vellen wordt afgedrukt, is er mogelijk niet voldoende ruimte voor het verwerken van een afdruktaak met onderbreking of kan slechts een deel van de onderbrekingstaak worden afgedrukt. Als dit gebeurt, kunnen bepaalde functies voor de onderbrekingstaak, zoals nieten of het opslaan van gegevens op de printer, worden geannuleerd of kan een geringer aantal vellen worden gesorteerd dan de standaard maximumcapaciteit.

Voor meer informatie over aanmeldingsnamen van gebruikers en wachtwoorden, zie Gebruik van Web Image Monitor.