Koptekst overslaan
HandleidingenInhoudVorigeVolgendeHelp

Gebruiken als een NetWare-printserver/externe printer

In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u de Windows-computer moet instellen als u deze gebruikt als NetWare-client.

Belangrijk

In dit hoofdstuk wordt ervan uitgegaan dat NetWare Client is geïnstalleerd op de clientcomputer en dat de NetWare-serveromgeving correct is geconfigureerd. Installeer alle vereiste clienttoepassingen voordat u onderstaande procedure gaat uitvoeren.

Stel het printerstuurprogramma in tijdens het aanmelden bij de NetWare-bestandsserver.

In het voorbeeld worden de volgende waarden gebruikt:

  1. Plaats de cd-rom in het cd-romstation.

    Het installatieprogramma wordt gestart.

    Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Start in dit geval "Setup.exe" vanaf het cd-romstation.

  2. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK].

    De standaard interfacetaal is Engels.

  3. Klik op [RPCS-printerstuurprogramma] of [PCL-printerstuurprogramma].

  4. De softwarelicentieovereenkomst wordt weergegeven in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst].

    Wanneer u de overeenkomst heeft gelezen, klikt u op [Ik accepteer de overeenkomst.] en vervolgens klikt u op [Volgende >].

  5. Selecteer het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken in het dialoogvenster [Programma selecteren].

    U kunt diverse printerstuurprogramma's selecteren.

  6. Klik op [Volgende >].

  7. Selecteer het printermodel dat u wilt gebruiken in het dialoogvenster [Printernaam].

    U kunt de printernaam wijzigen in het vak [Instellingen wijzigen voor "printernaam"].

  8. Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven.

    De gegevens die worden vermeld in [Opmerking], [Stuurprogramma] en [Poort] verschillen per besturingssysteem, printermodel en poort.

  9. Klik op [Poort] en klik vervolgens op [Toevoegen].

  10. Klik op [Netwerkprinter] en klik vervolgens op [OK].

  11. Dubbelklik in de netwerkboom op de naam van de NetWare-bestandsserver.

    De gemaakte wachtrij wordt weergegeven.

  12. Selecteer de afdrukwachtrij en klik vervolgens op [OK].

  13. Controleer of de poort van de geselecteerde printer wordt vermeld in [ Poort].

  14. Klik op [Doorgaan].

    De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart.

  15. Klik op [Voltooien] in het dialoogvenster [Programma selecteren].

  16. Nadat de installatie is voltooid, selecteert u of u de computer nu of later opnieuw wilt opstarten en klikt u op [Voltooien].

    Start de computer opnieuw op om de installatie te voltooien.

  17. Nadat u de computer opnieuw heeft opgestart, opent u de printereigenschappen vanuit het scherm [Printers en faxen].

    Wanneer u Windows 2000 of Windows Server 2003 R2 gebruikt, opent u het scherm [Printers] en vervolgens opent u de printereigenschappen.

  18. Klik op het tabblad [NetWare-instellingen].

    Wanneer u Windows Vista of Windows Server 2003 R2 gebruikt, schakelt u op het tabblad [Printerinstellingen] de vakken [Paginadoorvoer] en [Scheidingspagina inschakelen] uit.

    U hoeft deze selectievakjes niet in te schakelen omdat ze automatisch door het printerstuurprogramma worden ingeschakeld. Als u de selectievakjes inschakelt, drukt de printer mogelijk niet goed af.

  19. Klik op [OK] om het eigenschappenvenster van de printer te sluiten.

Opmerking

Verwante onderwerpen

Het PostScript 3-printerstuurprogramma gebruiken
Paginadoorvoer
Scheidingspagina
Afdrukken nadat de printer opnieuw is ingesteld