![]() ![]() | ![]() | ||
Het volgende voorbeeld legt uit hoe u papier in de papierladen plaatst, en hoe u het papierformaat wijzigt.
Dezelfde procedure kan voor alle laden worden aangehouden. Lade 1 wordt gebruikt als voorbeeld.
![]()
Zorg ervoor dat het papier niet hoger wordt gestapeld dan de bovengrensmarkering aan de binnenkant van de papierlade. Er kunnen anders papierstoringen optreden.
Plaats niet verschillende papiersoorten in één en dezelfde lade.
Maak tijdens het afdrukken de kleppen van de printer of handinvoerlade niet open of dicht en duw de papierlade er niet in of uit.
Trek de papierlade langzaam naar buiten tot deze niet verder kan.

Trek de papierlade niet naar buiten als u via de handinvoerlade afdrukt.
Ontgrendel de zijgeleiders.

Druk op de klem op de zijgeleider (
) en pas de geleiders aan het papierformaat aan (
).

Lijn het papier uit en plaats het in de lade met de te bedrukken zijde naar boven.
U kunt in elke lade tot 500 vellen inleggen.

Druk op de klemmen van de eindgeleider(
), en pas de geleider aan het papierformaat aan (
).

Controleer of er geen ruimte is tussen het papier en de geleiders. Is er ruimte, stel dan de geleiders bij.
Vergrendel de zijgeleiders.

Schuif de papierlade langzaam in de printer tot deze niet verder kan.
Als u te hard duwt, kunnen de voor- en zijgeleiders worden verplaatst.
![]()
Voor details betreffende de papiertypes die door deze printer worden ondersteund, zie Ondersteunde papierformaten voor elke lade.