Volg de onderstaande procedure om op gewoon papier af te drukken.
![]()
U kunt 100 vel papier in de optionele handinvoer plaatsen.
U kunt [Normaal] papier, [Normaal Inkjet papier] en [Glanzend papier] in lade 2 plaatsen.
Gekruld papier kan vast komen te zitten. Maak alle krullen recht voordat u het papier plaatst.
Plaats het papier met de afdrukzijde omlaag in de papierladen.
Plaats het papier in de optionele handinvoer met de afdrukzijde naar boven.
Als u dubbelzijdig afdrukt, wordt andere inhoud dan tekst met een lagere dichtheid afgedrukt.
Als inkt vlekt en tekens niet op de juiste wijze worden gevormd wanneer u witte tekst op een zwarte achtergrond afdrukt, selecteert u [Hoge snelheid] of [Snelheid prioriteit] in het gebied [Afdrukkwaliteit] en drukt u de taak vervolgens opnieuw af.
Afdrukken op enveloppen
Voordat u enveloppen plaatst, moet u zorgen dat de randen niet gekreukt zijn. Rol daarom met een pen of een vergelijkbaar object over de randen.
Druk de hendel van de papiergeleider in en schuif de papiergeleiders vervolgens in de positie die overeenkomt met het papierformaat.

Plaats normaal papier in de lade.
Hoe u het papier plaatst, is afhankelijk van het papiertype.
Open het dialoogvenster Printereigenschappen vanuit de toepassing.
Selecteer het papiertype in de lijst [Papiertype:].
Nadat u het papiertype heeft geselecteerd, schakelt u de enveloppenkiezer in op “
”.
Als u [Normaal Inkjet papier] selecteert, drukt het apparaat alleen enkelzijdig af. Om dubbelzijdig af te drukken, selecteert u [Normaal].
Maak de benodigde instellingen en klik vervolgens op [OK].
Het dialoogvenster Printereigenschappen wordt gesloten.
Definieer de afdrukinstellingen en klik vervolgens op [OK].
![]()
Als u [Papiertype] instelt op [Glanzend papier] in het dialoogvenster met printereigenschappen, moet u niet vergeten om elk vel te verwijderen, aangezien dit in de klep van lade 1 wordt afgeleverd.
U kunt maximaal 20 enveloppen plaatsen.
![]()