Koptekst overslaan
Voor schermlezerPagina voor normale webbrowser
 

Bedieningspaneel

In deze afbeelding ziet u het bedieningspaneel van het apparaat als alle opties zijn geïnstalleerd.

Belangrijk

  • In de afbeeldingen in deze handleiding wordt het model afbeelding weergegeven. Het model afbeelding kan enigszins van het weergegeven model afwijken.

afbeelding toetsen bedieningspaneel

  1. Snelkiesschakelaar

    Kantel de plaat naar beneden voor snelkiestoets [01] t/m [15]. Kantel de plaat naar boven voor snelkiestoets [16] t/m [30].

  2. Toets [Fax­opties]

    Met deze knop stelt u de fax in.

  3. Toets [Pauze/Herhalen]

    • Pauze:

      Hiermee voegt u een pauze in een faxnummer-reeks in. U kunt geen pauze invoegen aan het begin van een reeks. De pauze wordt met een "P" aangegeven.

    • Herhalen:

      Hiermee belt u het laatste faxnummer opnieuw.

  4. Toets [Verkort kiezen]

    Hiermee verzendt u faxen met verkort kiezen.

  5. Toets [Direct kiezen]

    Met Direct kiezen kunt u de status van de bestemming controleren als u een fax verzendt.

  6. Toets [Menu]

    Hiermee maakt of controleert u de huidige instellingen van het apparaat.

  7. Bladertoets

    Druk op de toets als u iets wilt selecteren.

    [Pijl-omhoog]: naar boven

    [Pijl-omlaag]: naar beneden

    [Pijl-rechts]: naar rechts

    [Pijl-links]: naar links

  8. Toets [Beelddichtheid]

    Druk hierop om scandichtheid van de kopieerapparaatfunctie in vijf stappen in te stellen van naar .

    U kunt ook de instellingen opgeven voor [A], waarmee het apparaat automatisch de dichtheid van de kopieerafbeelding aanpast.

  9. Toets [Zoomen]

    Hiermee wijzigt u de vergroting in stappen van 1% of in een vaste vergroting.

  10. Toets [2 in 1/Sorteren]

    • Sorteren:

      hiermee sorteert u de afdrukken automatisch. Druk op de toets [2 in 1/Sorteren] als u sorteren wilt inschakelen. De sorteerindicator licht op als het apparaat op sorteren is ingesteld.

    • 2 in 1:

      Hiermee drukt u pagina's van een origineel van meer dan één pagina gecombineerd af. Druk op de toets [2 in 1/Sorteren] als u "2 in 1" wilt inschakelen. De "2 in 1" indicator licht op als het apparaat op "2 in 1" is ingesteld.

  11. Toets [Tekst/foto]

    Hiermee selecteert u de geschikste scanmethode voor het origineel. Als de indicatoren voor tekst en foto beide branden, werkt het apparaat in tekst/foto-modus.

    • Fotomodus

      Selecteer deze modus voor het reproduceren van delicate kleurverschillen in afbeeldingen, zoals

      • ontwikkelde foto's,

      • foto's of afbeeldingen op papier (zoals tijdschriften) en mechanisch geproduceerde kopieën en originelen.

      Druk op de toets [Tekst/foto] als u de fotomodus wilt inschakelen. De fotoindicator licht op als het apparaat op de fotomodus is ingesteld.

    • Tekstmodus

      Selecteer deze modus als de originelen alleen tekst (geen afbeeldingen) bevatten. Druk op de toets [Tekst/foto] als u de tekstmodus wilt inschakelen. De tekstindicator licht op als het apparaat op de tekstmodus is ingesteld.

    • Tekst/foto-modus

      Door het apparaat wordt automatisch bepaald wat de beste scanmodus voor een origineel is, dat zowel tekst als foto's bevat. Druk op de toets [Tekst/foto] als u de tekst/foto-modus wilt inschakelen. Als de indicatoren voor tekst en foto beide branden, werkt het apparaat in tekst/foto-modus.

  12. Data in-indicator

    Knippert als de printer gegevens ontvangt van een computer. De Data in-indicator brandt wanneer er gegevens af te drukken zijn.

  13. Alarm

    Gaat branden als er een storing op het apparaat optreedt. Een rood lampje geeft aan dat een fout is opgetreden waardoor niet kan worden afgedrukt; een geel lampje geeft een potentiële fout aan tijdens het afdrukken. Als het rode lampje brandt, volgt u de instructies die worden weergegeven op het display.

  14. Toets [Adresboek]

    Hiermee zoekt u naar en selecteert u faxnummers, e-mailadressen en doelmappen.

  15. Toets [Wissen/stoppen]

    • Wissen:

      hiermee wist u een ingevoerd nummer.

    • Stoppen:

      hiermee stopt u een lopende taak, zoals scannen, faxen of afdrukken.

  16. Toets [Modi wissen]

    Hiermee wist u de huidige instellingen en herstelt u de startinstellingen. De instellingen die niet voor de huidige taak worden gebruikt, worden ook gereset.

  17. [Aan/uit] knop

    Druk hierop om het apparaat in te schakelen. De indicator van de schakelaar wordt verlicht. Druk nogmaals op de knop om het apparaat uit te schakelen.

  18. Stroomindicator

    De netstroomindicator is verlicht als het apparaat is ingeschakeld met de [Aan/uit] knop.

  19. Toets [Kleurenafdruk]

    Hiermee scant u in kleur of verzendt u direct een bestand.

  20. Toets [Zwart-witafdruk]

    Hiermee scant (in zwart-wit), verzendt of ontvangt u of drukt u een bestand af.

  21. Nummertoetsen

    Hiermee voert u getallen in voor instellingen, zoals faxnummers en het aantal exemplaren.

  22. Toets [Dubbelzijdig origineel/Dubbelzijdige kopiëren]

    Voor het dubbelzijdig kopiëren van dubbelzijdige originelen drukt u op [Dubbelzijdig origineel/Dubbelzijdige kopiëren] voor de kopieermodus "Dubbelzijdig origineel/Dubbelzijdige kopiëren". De indicator Dubbelzijdig origineel / Dubbelzijdige kopie brandt als het apparaat in de modus Dubbelzijdig origineel / Dubbelzijdige kopie werkt.

    • Dubbelzijdig origineel:

      Hiermee scant u dubbelzijdige originelen. Druk op [Dubbelzijdig origineel/Dubbelzijdige kopiëren] voor de modus voor dubbelzijdige originelen. De indicator Dubbelzijdig origineel licht op als het apparaat op dubbelzijdige originelen is ingesteld.

    • Dubbelzijdige kopie:

      Hiermee drukt u originelen van meerdere pagina's dubbelzijdig (duplex) af. Druk op [Dubbelzijdig origineel/Dubbelzijdige kopiëren] voor de modus voor duplexkopiëren. De indicator Dubbelzijdige kopie licht op als het apparaat op dubbelzijdige kopieën is ingesteld.

  23. Toets [Papierladeselectie]

    Hiermee wijzigt u de papierlade.

  24. Toets [Yes]

    Hiermee stelt u het geselecteerde onderdeel in of bevestigt u een ingevoerde waarde.

  25. Toets [No]

    Hiermee annuleert u een handeling of gaat u terug naar de vorige weergave. De instellingen die niet voor de huidige taak worden gebruikt, blijven hetzelfde.

  26. Toets [Resolutie]

    Hiermee stelt u de scanresolutie onder de kopieerfunctie bij. U kunt een van de volgende drie resolutiemodussen selecteren:

    • Snel

    • STD

    • Hg kw.

    Hiermee stelt u de scanresolutie voor de faxfunctie bij. U kunt een van de volgende vier resolutiemodussen selecteren:

    • Stnd

    • Detail

    • Fijn

    • Foto

  27. [Papierdoorvoer/kopreiniging]

    Hiermee drukt u alle gegevens af die nog in het buffer van het apparaat staan. U kunt zo het apparaat gegevens laten afdrukken die in de online-stand zijn ontvangen, wanneer het papierformaat of de papiersoort niet overeenkomen met het formaat dat of de soort die op dat moment zijn ingesteld.

    Voor het reinigen van de printerkoppen voor cyaan, magenta, geel en zwart houdt u de toets [Papierdoorvoer/kopreiniging] gedurende 3 seconden ingedrukt.

  28. Functietoetsen

    Hiermee geeft u het werkingsscherm weer voor afdrukken, kopiëren, scannen of faxen. De indicator van de geselecteerde functie wordt verlicht.

  29. Toets [Geheugen-verzending]

    Hiermee schakelt u om tussen directe verzending en verzending vanuit het geheugen. De indicator licht op als u [Geheugen-verzending] selecteert.

  30. Snelkiestoetsen

    Hiermee selecteert u met één druk op de knop een vastgelegde bestemming.